Begrippenlijst makelaardij

A

Aanbouw: Een uitbreiding van een bestaande woning of gebouw, zoals een extra kamer, serre of garage.

Aanmelden bij het kadaster: Het proces waarbij de notaris de eigendomsoverdracht van een woning registreert bij het kadaster. Dit zorgt ervoor dat de koper als nieuwe eigenaar in het openbaar register wordt opgenomen.

Aannemingsovereenkomst: Een overeenkomst tussen een opdrachtgever en een aannemer waarin de voorwaarden voor de bouw of verbouwing van een onroerende zaak worden vastgelegd.

Aanvaarding: Het moment waarop de koper de woning in bezit neemt, vaak na het ondertekenen van de leveringsakte bij de notaris.

Aanvangsrendement: Het rendement van een belegging in vastgoed op het moment van aankoop, berekend door de jaarlijkse huurinkomsten te delen door de aankoopprijs.

Aanvullende verzekering: Een extra verzekering die kan worden afgesloten naast een standaardverzekering, zoals een opstal- of inboedelverzekering, om extra dekking te bieden voor specifieke risico's of situaties.

Aankoopbegeleiding: Aankoopbegeleiding is het proces waarbij een professionele aankoopmakelaar of adviseur een klant ondersteunt bij het vinden, onderhandelen en kopen van een woning. De aankoopbegeleider helpt de klant met het beoordelen van de markt, het zoeken naar geschikte woningen, het organiseren van bezichtigingen, het evalueren van de woningwaarde, het voeren van onderhandelingen en het assisteren bij het juridische en administratieve proces rondom de aankoop. Aankoopbegeleiding is bedoeld om de klant te ontzorgen, te beschermen tegen risico's en te helpen een weloverwogen beslissing te nemen bij het kopen van een woning. > Lees meer over aankoopbegeleiding!

Aankoopmakelaar: Een makelaar die kopers bijstaat bij het vinden en aankopen van een woning. Hij/zij helpt bij het onderhandelen over de prijs en voorwaarden.> Lees meer over de aankoopmakelaar!

Aanschrijving: Een formele mededeling van een overheidsinstantie, zoals een gemeente, die de eigenaar van een onroerende zaak verplicht om bepaalde onderhouds- of verbeteringswerkzaamheden uit te voeren.

Aansprakelijkheid: De verantwoordelijkheid die een partij heeft voor schade of verlies die is veroorzaakt aan een andere partij, bijvoorbeeld in het geval van verborgen gebreken bij de verkoop van een woning.

Aansprakelijkheidsverzekering: Een verzekering die dekking biedt voor schade die per ongeluk door de verzekerde aan een ander wordt toegebracht.

Aantasting van het woongenot: Een situatie waarin de bewoner van een woning hinder ondervindt door bijvoorbeeld geluidsoverlast, stank of bouwwerkzaamheden in de buurt.

Afbakening: Het proces van het bepalen van de exacte grenzen van een perceel grond, meestal met behulp van het kadaster of een landmeter.

Afhankelijkheidsrecht: Een recht dat verbonden is aan het eigendom van een onroerende zaak en dat de eigenaar bepaalde bevoegdheden geeft ten aanzien van een naburig perceel, zoals het recht van overpad of het recht van erfdienstbaarheid.

Afkoop erfpacht: Het eenmalig betalen van een bedrag om de erfpacht voor een langere periode of eeuwigdurend af te kopen, zodat er geen periodieke erfpachtcanon meer verschuldigd is.

Afkoopwaarde: Afkoopwaarde is een financiële term die verwijst naar het bedrag dat een verzekeringsmaatschappij uitkeert wanneer een polishouder besluit om zijn of haar levensverzekering voortijdig te beëindigen. De afkoopwaarde is gebaseerd op de waarde van de levensverzekeringspolis op dat moment en kan worden beïnvloed door factoren zoals de duur van de polis, de betaalde premies en eventuele investeringsresultaten. Bij het berekenen van de afkoopwaarde worden soms kosten in mindering gebracht, zoals administratiekosten, afkoopkosten en eventuele andere kosten die zijn vastgelegd in de polisvoorwaarden.

Aflossingsvrij hypotheek: Een hypotheekvorm waarbij de kredietnemer alleen rente betaalt en niet verplicht is om de lening tijdens de looptijd af te lossen.

Afsluitkosten: Kosten die gepaard gaan met het afsluiten van een hypotheek. Afsluitkosten, ook bekend als financieringskosten, omvatten alle uitgaven die gepaard gaan met het afsluiten van een hypotheek. Deze kosten kunnen bestaan uit advieskosten, bemiddelingskosten, taxatiekosten, kosten voor de aanvraag van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) en kosten voor de hypotheekakte, onder andere. Deze kosten zijn noodzakelijk voor het verkrijgen van een hypotheek en worden vaak betaald tijdens het aankoopproces van een woning.

Afsluitprovisie: Afsluitprovisie is een vergoeding die betaald wordt aan een hypotheekadviseur of bemiddelaar voor het regelen en afsluiten van een hypotheek. Deze vergoeding is bedoeld om de adviseur of bemiddelaar te compenseren voor de tijd en expertise die zij inzetten bij het adviseren, onderhandelen en regelen van de hypotheek voor de klant. Afsluitprovisie kan een vast bedrag zijn of een percentage van het totale hypotheekbedrag, afhankelijk van de afspraken tussen de klant en de adviseur of bemiddelaar. Sinds 2013 zijn afsluitprovisies in Nederland echter verboden, en dienen hypotheekadviseurs en bemiddelaars hun kosten op een andere manier in rekening te brengen, zoals via een uurtarief of een vast bedrag voor hun diensten.

Afschrijving: De waardevermindering van een onroerende zaak over de tijd.

Aftrekbare hypotheekrente: Het deel van de hypotheekrente dat fiscaal aftrekbaar is van het belastbaar inkomen in box 1 (inkomsten uit werk en woning).

Afwerkingsniveau: De kwaliteit en afwerking van een woning, zoals de staat van de vloeren, muren, plafonds, en sanitair.

Akoestische isolatie: Het vermogen van een woning of gebouw om geluidsoverlast van buitenaf te beperken door middel van geluidswerende materialen en constructietechnieken.

Akte van levering: Een juridisch document opgesteld door de notaris waarin de overdracht van eigendom van een woning wordt vastgelegd. Ook bekend als transportakte.

Algemene voorwaarden: De standaardvoorwaarden die van toepassing zijn op een dienstverlening, zoals die van een makelaar. Hierin staan zaken als aansprakelijkheid, betalingsvoorwaarden en opzegmogelijkheden.

Allonge: Een aanvulling of wijziging op een bestaande overeenkomst of akte, meestal opgesteld door een notaris of advocaat.

Algehele gemeenschap van goederen: Een wettelijk stelsel waarbij echtgenoten automatisch alle bezittingen en schulden delen, inclusief onroerend goed, tenzij er voorafgaand aan het huwelijk huwelijkse voorwaarden zijn opgesteld.

Antispeculatiebeding: Een bepaling in een koopovereenkomst waarin de koper wordt verboden om de woning binnen een bepaalde periode door te verkopen.

Appartementsrecht: Het recht dat een individuele eigenaar heeft op een specifiek appartement binnen een appartementencomplex, evenals een aandeel in de gemeenschappelijke ruimtes en het gebouw zelf.

Asbestinventarisatie: Een onderzoek naar de aanwezigheid van asbest in een gebouw, meestal uitgevoerd door een gespecialiseerd bedrijf.

Aspirant-koper: Een persoon die interesse heeft in het kopen van een woning, maar nog geen bod heeft uitgebracht of koopovereenkomst heeft ondertekend.

Assurantiebelasting: Een belasting die wordt geheven op verzekeringen, zoals opstal-, inboedel- en aansprakelijkheidsverzekeringen.

Auteursrecht: Het exclusieve recht dat een maker heeft op zijn/haar creatieve werk, zoals foto's, tekeningen en ontwerpen. In de praktijk neemt een externe fotograaf de foto's waarbij automatisch het auteursrecht bij de fotograaf, of het bedrijf waarvoor hij/zij werkt ligt.

B

Bankgarantie: Een garantie afgegeven door een bank waarbij de bank zich verplicht om een bepaald bedrag te betalen aan de begunstigde (bijvoorbeeld de verkoper) als de verplichtingen uit de overeenkomst (zoals de waarborgsom) niet worden nagekomen door de opdrachtgever (koper).

Bedenktijd: Een wettelijke periode van drie dagen na het ontvangen van het koopcontract waarbinnen de koper de koopovereenkomst zonder opgaaf van redenen kan ontbinden.

Begane grond: Het laagste niveau van een gebouw, direct boven de fundering, dat zich op straatniveau of iets hoger bevindt.

Beleggingspand: Een onroerend goed dat is gekocht met het doel om het te verhuren en zo inkomsten te genereren of om het in de toekomst met winst te verkopen.

Belendingen: De percelen en gebouwen die grenzen aan een bepaald perceel of gebouw.

Bestedemmingsplan: Een door de gemeente opgesteld plan waarin de toegestane bestemming en het gebruik van gronden en gebouwen binnen een bepaald gebied worden vastgelegd.

Beëindigingsovereenkomst: Een overeenkomst tussen partijen om een bestaande overeenkomst, zoals een huurcontract, vroegtijdig te beëindigen onder bepaalde voorwaarden.

Bezichtiging: Een gepland bezoek aan een te koop of te huur aangeboden woning door potentiële kopers of huurders, meestal begeleid door de makelaar.

Bieden: Het doen van een schriftelijk of mondeling bod op een woning, waarbij de koper aangeeft welk bedrag hij/zij bereid is te betalen en onder welke voorwaarden.

Bijkomende kosten: Kosten die bovenop de koopsom van een woning komen, zoals overdrachtsbelasting, notariskosten en makelaarskosten.

Bodemattest: Een document dat informatie bevat over de bodemkwaliteit van een perceel, zoals de aanwezigheid van bodemverontreiniging of de noodzaak van bodemsanering.

Bouwdepot: Een aparte rekening bij de hypotheekverstrekker waaruit de kosten voor de bouw of verbouwing van een woning worden betaald. Het bouwdepot wordt gefinancierd met een deel van de hypotheek.

Bouwjaar: Het jaar waarin een gebouw is opgeleverd of voltooid. Dit kan een indicatie geven van de staat van het gebouw en de bouwstijl.

Bouwkavel Een stuk grond waarop gebouwd mag worden volgens het bestemmingsplan, meestal bestemd voor de bouw van een woning of ander gebouw.

Bouwrente: Een vergoeding die de koper van een nieuwbouwwoning betaalt aan de aannemer of projectontwikkelaar voor de financieringskosten tijdens de bouwperiode.

Bouwtechnische keuring: Een inspectie van een woning door een onafhankelijke bouwkundige expert om de bouwkundige staat en eventuele gebreken of onderhoudsproblemen te beoordelen.

Bouwkundige keuring: Een bouwkundige keuring is een professionele inspectie van een gebouw of woning, waarbij een bouwkundig expert de staat en kwaliteit van de constructie, installaties en afwerkingen beoordeelt. Deze keuring geeft inzicht in eventuele gebreken, onderhoudsbehoeften, veiligheidsaspecten en mogelijke kosten voor reparatie of verbetering. Het doel is om de koper of eigenaar van het pand te informeren over de huidige staat en eventuele risico's, zodat zij weloverwogen beslissingen kunnen nemen over de aankoop, verkoop of onderhoud van het onroerend goed.

Bouwtermijn: De periode die is afgesproken tussen een opdrachtgever en aannemer voor de bouw of verbouwing van een woning. Bij overschrijding van de bouwtermijn kunnen boetes of schadevergoedingen van toepassing zijn.

Bouwtekening: Een technische tekening die de ontwerpen, afmetingen en indeling van een gebouw weergeeft, vaak opgesteld door een architect of bouwkundige.

Bouwvergunning: Een vergunning afgegeven door de gemeente die toestemming geeft om een bepaald bouwproject uit te voeren, zoals het bouwen of verbouwen van een woning.

Bruto aanvangsrendement (BAR): Het rendement op een vastgoedbelegging op het moment van aankoop, uitgedrukt als een percentage van de aankoopprijs. Het wordt berekend door de jaarlijkse huurinkomsten te delen door de aankoopprijs.

Bruto maandlasten: De totale maandelijkse kosten voor de financiering van een woning, inclusief hypotheekrente, aflossing en eventuele premies voor verzekeringen en bijdragen aan de Vereniging van Eigenaren (VvE).

Bruto vloeroppervlak (BVO): De totale oppervlakte van een gebouw, gemeten van buitenmuur tot buitenmuur, inclusief alle binnenmuren en constructieve elementen.

Buitenruimte: Een open ruimte direct grenzend aan een woning, zoals een tuin, terras, balkon of dakterras.

Burenrecht: Een rechtsgebied dat betrekking heeft op de verhoudingen tussen eigenaren van aangrenzende percelen, zoals de verantwoordelijkheden en rechten met betrekking tot erfafscheidingen, overhangende takken en erfdienstbaarheden.

C

Calamiteitenfonds: Een fonds opgezet door een groep makelaars, verzekeraars of andere betrokken partijen om eventuele schadeclaims of verliezen te dekken die voortvloeien uit onvoorziene omstandigheden, zoals natuurrampen of bouwgebreken.

Cap rate (Capitalization rate): Een maatstaf voor het rendement op een vastgoedinvestering, berekend door het netto-jaarinkomen van het onroerend goed te delen door de marktwaarde of aankoopprijs. Een hogere cap rate duidt op een potentieel hoger rendement.

Casco: Een term die wordt gebruikt om een onafgewerkt of gedeeltelijk afgewerkt gebouw of woning aan te duiden, waarbij de basisconstructie is voltooid, maar de afwerking en inrichting nog niet zijn gerealiseerd. Kopers van cascowoningen moeten vaak zelf de afwerking en inrichting verzorgen.

Causaal verband: Een oorzakelijk verband tussen twee gebeurtenissen of omstandigheden, bijvoorbeeld tussen een gebrek aan onderhoud aan een woning en schade die daaruit voortvloeit. In de makelaardij is het aantonen van een causaal verband vaak belangrijk bij geschillen over schadevergoeding.

Cessie: De overdracht van een recht of vordering (bijvoorbeeld een hypotheekvordering) van de ene partij aan de andere, vaak in ruil voor betaling. (Ook wel akte van Cessie genoemd)

Certificaat van oorsprong: Een document dat de herkomst van een bepaald product of goed bevestigt, zoals hout of bouwmaterialen. In de makelaardij kan een certificaat van oorsprong van belang zijn om te verifiëren dat materialen op een duurzame en verantwoorde wijze zijn geproduceerd.

Chattel: Persoonlijke eigendommen die geen deel uitmaken van de onroerende zaak zelf, zoals meubels, huishoudelijke apparaten en losstaande schuren. Bij de verkoop van een woning zijn chattels doorgaans niet inbegrepen, tenzij anders overeengekomen.

Clausule: Een bepaling of voorwaarde in een contract die specifieke rechten, verplichtingen of uitzonderingen voor de betrokken partijen vastlegt. 

Clausule van aanwas: Een bepaling in een contract of testament waarbij de ene partij het eigendom van een onroerende zaak verkrijgt na het overlijden van de andere partij. Dit kan bijvoorbeeld voorkomen in het geval van een gezamenlijk eigendom tussen partners.

Commercieel vastgoed: Onroerend goed dat wordt gebruikt voor bedrijfsdoeleinden, zoals kantoren, winkels, bedrijfspanden en horecagelegenheden.

Commissie: Een vergoeding die aan een makelaar wordt betaald voor het tot stand brengen van een transactie, zoals het kopen of verkopen van een woning. Commissie kan een vast bedrag zijn of een percentage van de verkoopprijs.

Concurrentiebeding: Een bepaling in een contract tussen een makelaar en een cliënt waarin wordt vastgelegd dat de cliënt geen andere makelaar mag inschakelen voor dezelfde diensten gedurende een bepaalde periode. Dit is bedoeld om de belangen van de oorspronkelijke makelaar te beschermen.

Conditierapport: Een gedetailleerd rapport dat de staat en eventuele gebreken van een onroerend goed beschrijft, vaak opgesteld door een bouwkundig expert. Een conditierapport wordt doorgaans gebruikt om potentiële kopers te informeren over de staat van een woning vóór de verkoop.

Conservatoire maatregelen: Voorlopige maatregelen die door een rechter kunnen worden opgelegd om te voorkomen dat een partij onroerend goed verkoopt, bezwaart of anderszins wijzigt tijdens een juridische procedure.

Constructiejaar: Het jaar waarin een gebouw is opgeleverd of voltooid, vergelijkbaar met het bouwjaar. Het constructiejaar kan een indicatie geven van de staat en bouwstijl van een gebouw.

Constructieveiligheid: Een maatstaf voor de veiligheid en stabiliteit van de constructie van een gebouw, vaak beoordeeld aan de hand van bouwvoorschriften en normen. Constructieveiligheid is van belang voor zowel kopers als verkopers van onroerend goed, aangezien het kan wijzen op de noodzaak van reparaties of verbeteringen.

Contingentievergoeding: Een vergoeding die door een makelaar wordt ontvangen op basis van het behalen van bepaalde doelen of mijlpalen, zoals het verkopen van een woning binnen een bepaalde termijn of het behalen van een bepaalde verkoopprijs.

Contra-expertise: Een onafhankelijk onderzoek of beoordeling die wordt uitgevoerd als reactie op een eerder uitgevoerde expertise, bijvoorbeeld bij geschillen over de taxatiewaarde van een woning.

Conversie: Het proces van het wijzigen van de functie of het gebruik van een gebouw, bijvoorbeeld van een kantoorruimte naar een woonruimte, of van een industrieel pand naar een commerciële ruimte.

Coöperatieve flat: Een type wooncomplex waarin bewoners gezamenlijk eigenaar zijn van het gebouw en individuele appartementen pachten van de coöperatie. Bewoners betalen maandelijkse bijdragen voor het onderhoud en de gemeenschappelijke kosten van het gebouw.

Coöptatie: Een proces waarbij de huidige bewoners van een gebouw of wooncomplex gezamenlijk nieuwe bewoners selecteren en goedkeuren. Coöptatie wordt vaak toegepast in coöperatieve flats of gebouwen met een sterke gemeenschapsfocus.

Courtage: De vergoeding die een makelaar ontvangt voor zijn diensten bij de aan- of verkoop van een woning, meestal uitgedrukt als een percentage van de verkoopprijs.

Courtagebeding: Een bepaling in een makelaarsovereenkomst waarin de courtage (vergoeding) en de voorwaarden voor het betalen van deze vergoeding worden vastgelegd.

CPO (Collectief Particulier Opdrachtgeverschap): Een vorm van samenwerking waarbij een groep particulieren gezamenlijk opdracht geeft voor het ontwerp en de bouw van hun eigen woningen, vaak om kosten te besparen en invloed uit te oefenen op het ontwerp en de indeling van het project.

Crediteurenbeslag: Een juridische procedure waarbij een schuldeiser beslag legt op het onroerend goed van een schuldenaar om een onbetaalde schuld te innen. Crediteurenbeslag kan gevolgen hebben voor de verkoop of overdracht van een woning, aangezien het eigendom mogelijk niet vrij is van schulden.

Curatele: Een wettelijke maatregel waarbij een persoon onder toezicht wordt gesteld van een curator, die verantwoordelijk is voor het beheer van diens financiën en eigendommen, waaronder onroerend goed.

Cv-installatie: De centrale verwarmingsinstallatie in een woning, die zorgt voor de verwarming van het huis en vaak ook voor warm water. De installatie bestaat doorgaans uit een cv-ketel, radiatoren en leidingen.

D

Daglichttoetreding: Een maatstaf voor de hoeveelheid natuurlijk licht die een woning of gebouw ontvangt, bijvoorbeeld door ramen, deuren en dakramen. Een goede daglichttoetreding kan bijdragen aan de energie-efficiëntie en het wooncomfort van een pand.

Deeldiensten: Een deeldienst van de makelaar is een specifiek onderdeel van het koop- of verkoopproces van onroerend goed waarvoor de makelaar diensten aanbiedt, in plaats van een volledig pakket aan diensten. Bij deeldiensten kiezen klanten ervoor om alleen bepaalde diensten van de makelaar af te nemen, terwijl ze andere aspecten van het proces zelf of met behulp van andere professionals afhandelen. Bijvoorbeeld, een verkoper die besluit om zelf zijn woning te adverteren en bezichtigingen te organiseren, maar een makelaar inschakelt voor de onderhandelingen en het opstellen van het koopcontract. Deze verkoper maakt dan gebruik van een deeldienst van de makelaar. Deeldiensten kunnen een meer betaalbare optie zijn voor klanten die ervaring hebben met onroerend goed transacties of die bepaalde taken zelf willen uitvoeren. Echter, het afnemen van deeldiensten kan ook betekenen dat klanten minder ondersteuning en expertise van de makelaar krijgen dan bij een full-service makelaar.

Deelgenootschap: Een juridische structuur waarbij meerdere personen of entiteiten gezamenlijk eigenaar zijn van een onroerend goed of een deel daarvan. De eigendomsverhoudingen en verantwoordelijkheden worden doorgaans vastgelegd in een overeenkomst of contract.

Demarcatie: Het proces van het vaststellen en markeren van de grenzen van een perceel of eigendom. Dit kan belangrijk zijn bij de verkoop van onroerend goed om geschillen over eigendomsgrenzen te voorkomen.

Depotstelsel: Een systeem waarbij gelden, zoals aanbetalingen of waarborgsommen, worden aangehouden door een onafhankelijke derde partij totdat aan bepaalde voorwaarden is voldaan, bijvoorbeeld bij de overdracht van onroerend goed.

Desinvestering: Het verkopen of afstoten van onroerend goed of activa, vaak met als doel kapitaal vrij te maken of de blootstelling aan bepaalde markten of risico's te verminderen.

Disconteringsvoet: Het percentage waarmee toekomstige kasstromen worden verdisconteerd om hun huidige waarde te berekenen. In de context van vastgoedinvesteringen wordt de disconteringsvoet gebruikt om de netto contante waarde van een investering te bepalen.

Domiciliëring: Een machtiging die een schuldenaar verleent aan een schuldeiser, bijvoorbeeld een hypotheekverstrekker, om periodieke betalingen automatisch van zijn of haar bankrekening af te schrijven.

Domicilie: De wettelijke verblijfplaats of het officiële adres van een persoon of entiteit, zoals een bedrijf of organisatie. In de context van makelaardij kan domicilie van invloed zijn op belastingen, verzekeringen en andere juridische aspecten.

Doorlooptijd: De periode tussen het moment dat een woning te koop wordt aangeboden en het moment dat deze daadwerkelijk wordt verkocht.

Doorlopende zaak: Een term die wordt gebruikt om een onroerend goed transactie aan te duiden die nog in behandeling is, bijvoorbeeld een woning die onder voorbehoud van financiering is verkocht, maar waarvoor de hypotheek nog niet is goedgekeurd.

Doorverkoop: De verkoop van een onroerend goed door een koper die het pand eerder heeft gekocht, vaak met als doel winst te maken door middel van prijsstijgingen of verbeteringen aan het pand.

Draagkracht: Het vermogen van een bodem of fundering om een gebouw of constructie te ondersteunen zonder te bezwijken of te vervormen. Draagkracht is een belangrijke overweging bij de bouw of renovatie van onroerend goed.

Draagplichtovereenkomst: Een overeenkomst tussen twee of meer partijen die gezamenlijk eigenaar zijn van een onroerend goed, waarin wordt vastgelegd hoe de kosten voor onderhoud, belastingen en andere uitgaven worden verdeeld.

Drie-dagen-bedenktijd: Een wettelijk vastgestelde periode van drie dagen waarin een koper het recht heeft om zonder opgave van redenen af te zien van de koop van een onroerend goed, zonder financiële consequenties.

Droit de préemption: Droit de préemption: Een Frans begrip dat verwijst naar het voorkeursrecht, waarbij een partij het recht heeft om een onroerend goed te kopen voordat het aan anderen wordt aangeboden, zoals bij een gemeente of een huurder met voorkeursrecht.

Dubbele bewoning: Een situatie waarin twee of meer afzonderlijke huishoudens een enkel pand of perceel delen, zoals bij een twee-onder-een-kapwoning of een woning met een aparte wooneenheid.

Dubbele lasten: De financiële verplichtingen die ontstaan wanneer een persoon of huishouden de kosten voor twee woningen tegelijkertijd moet dragen, bijvoorbeeld tijdens de overgangsperiode tussen het kopen van een nieuw huis en het verkopen van het oude huis.

Due diligence: Een grondig onderzoek en beoordeling van een onroerend goed of transactie om potentiële risico's, verplichtingen en problemen te identificeren voordat een overeenkomst wordt gesloten.

Due-on-sale clausule: Een bepaling in een hypotheekovereenkomst die vereist dat de volledige lening onmiddellijk opeisbaar wordt bij de verkoop of overdracht van het onroerend goed. Deze clausule voorkomt dat de hypotheek wordt overgedragen aan een nieuwe koper zonder de goedkeuring van de geldverstrekker.

Duurzaamheid: Een overkoepelende term die verwijst naar ecologische, sociale en economische aspecten van onroerend goed, zoals energie-efficiëntie, materiaalgebruik en gemeenschapsvoorzieningen.

Duurzame stadsontwikkeling: Een benadering van stadsplanning en ontwerp die zich richt op het bevorderen van milieuvriendelijke, sociaal inclusieve en economisch duurzame gemeenschappen, bijvoorbeeld door energie-efficiënte gebouwen, groene ruimtes en gemengd gebruik van voorzieningen.

Dynamische prijsstelling: Een prijsstrategie waarbij de prijzen van onroerend goed voortdurend worden aangepast op basis van vraag en aanbod, marktomstandigheden en andere factoren. Dit kan helpen om de verkoop van onroerend goed te versnellen en te zorgen voor een optimale prijsstelling.

Duplex: Een type woning dat bestaat uit twee afzonderlijke wooneenheden die zich op hetzelfde perceel bevinden en vaak een gemeenschappelijke muur delen. Duplexwoningen kunnen worden gekocht als één onroerend goed of als afzonderlijke eenheden.

Drempelbedrag: Drempelbedrag: Een vastgesteld minimumbedrag voor een bepaalde transactie, zoals een aanbetaling of bieding op een onroerend goed. Drempelbedragen worden vaak gebruikt om de financiële stabiliteit of toewijding van potentiële kopers te waarborgen.

Dwingend recht: Wettelijke bepalingen en regelgeving die partijen niet kunnen uitsluiten of wijzigen door middel van een contract of overeenkomst. In de context van makelaardij kunnen dwingende rechtsregels betrekking hebben op zaken zoals consumentenbescherming, openbare veiligheid en milieuvoorschriften.

E

Echtscheiding en verdeling: Proces waarbij de gezamenlijke eigendommen van een echtpaar worden verdeeld na een echtscheiding, wat invloed kan hebben op de verkoop of verdeling van onroerend goed dat gezamenlijk eigendom is.

Economische levensduur: De periode waarin een gebouw of constructie naar verwachting financieel rendabel zal zijn, rekening houdend met factoren zoals slijtage, veroudering en technologische veroudering.

Eigendomsoverdracht: Het proces waarbij de eigendom van onroerend goed wordt overgedragen van de verkoper naar de koper, meestal door middel van een notariële akte.

Eigenaarslasten: De kosten en verplichtingen die gepaard gaan met het bezit van onroerend goed, zoals belastingen, verzekeringen, onderhoud en hypotheekbetalingen.

Eigen vermogen: Het verschil tussen de marktwaarde van een onroerend goed en de uitstaande schuld op dat onroerend goed, zoals een hypotheek.

Energielabel: Een classificatie die de energie-efficiëntie van een gebouw of woning aangeeft, meestal op een schaal van A (zeer efficiënt) tot G (zeer inefficiënt).

Energieneutraal: Een gebouw of woning waarbij de totale hoeveelheid energie die wordt verbruikt gelijk is aan de hoeveelheid duurzame energie die wordt opgewekt, resulterend in een netto energieverbruik van nul.

Energieprestatiecoëfficiënt (EPC): Een getal dat de energieprestatie van een gebouw aangeeft, waarbij een lager getal duidt op een betere energie-efficiëntie.

Erfpacht: Een juridische constructie waarbij de grond waarop een onroerend goed staat eigendom blijft van een andere partij, zoals de gemeente, en de eigenaar van het onroerend goed een periodieke vergoeding betaalt voor het gebruik van de grond.

Erfdienstbaarheid: Een juridisch recht dat aan een onroerend goed is verbonden, waardoor een derde partij toegang heeft tot het onroerend goed of bepaalde rechten met betrekking tot het onroerend goed heeft, zoals een recht van overpad.

Erfpachtcanon: De periodieke vergoeding die de erfpachter (degene die de erfpacht heeft) betaalt aan de grondeigenaar voor het gebruik van de grond in het kader van een erfpachtregeling.

Evaluatie: Een schatting of beoordeling van de waarde van een onroerend goed, meestal uitgevoerd door een professionele taxateur.

Executieverkoop: Een gedwongen verkoop van onroerend goed, meestal als gevolg van het niet betalen van schulden, zoals een hypotheek, waarbij de opbrengst wordt gebruikt om de schuldeiser terug te betalen.

Exclusieve verkoopopdracht: Een overeenkomst tussen een verkoper en een makelaar waarbij de makelaar het exclusieve recht krijgt om het onroerend goed te verkopen. De verkoper mag tijdens de looptijd van de overeenkomst geen andere makelaars inschakelen om het onroerend goed te verkopen.

Exploitatievergunning: Een vergunning die door de overheid wordt verleend en die de eigenaar van een onroerend goed toestemming geeft om een bepaald soort bedrijfsactiviteit uit te voeren op het betreffende pand, zoals een winkel, restaurant of hotel.

F

Faillissement: Een juridische procedure waarbij een persoon of bedrijf zijn of haar schulden niet kan betalen en activa, waaronder onroerend goed, kunnen worden geliquideerd om schuldeisers te betalen.

Financiële due diligence: Het proces van het grondig onderzoeken en beoordelen van de financiële aspecten van een onroerend goed of transactie om potentiële risico's en problemen te identificeren voordat een overeenkomst wordt gesloten.

Financieringsvoorbehoud: Een clausule in een koopovereenkomst die stelt dat de koop afhankelijk is van de koper die financiering, zoals een hypotheek, kan verkrijgen om het onroerend goed te kopen.

Fiscale aspecten: De belastinggerelateerde aspecten van onroerend goed, zoals inkomstenbelasting, overdrachtsbelasting en onroerendezaakbelasting.

Fiscale waardering: De geschatte waarde van een onroerend goed die door de belastingdienst wordt gebruikt om belastingen, zoals onroerendezaakbelasting, te berekenen.

Flexibele prijsstelling: Een prijsstrategie waarbij de prijs van een onroerend goed kan worden aangepast op basis van factoren zoals vraag en aanbod, marktomstandigheden en onderhandelingen tussen koper en verkoper.

Fundering: Het onderste deel van een gebouw of constructie dat de lasten van het gebouw overbrengt naar de onderliggende grond of bodem.

Funda: Een online platform in Nederland waarop onroerend goed te koop of te huur wordt aangeboden en waarop makelaars hun woningaanbod presenteren.

Functiewijziging: Een verandering in het gebruik of de bestemming van een onroerend goed, zoals het omzetten van een kantoorruimte in een woning of het veranderen van een winkel in een restaurant.

Fusie en overname: Een zakelijke transactie waarbij twee of meer bedrijven, zoals makelaarskantoren, samengaan of de activa en activiteiten van elkaar overnemen.

Fysieke due diligence: Het proces van het grondig onderzoeken en beoordelen van de fysieke staat van een onroerend goed om potentiële problemen, zoals structurele gebreken of onderhoudsproblemen, te identificeren voordat een overeenkomst wordt gesloten.

Fysieke eigenschappen: De tastbare kenmerken van een onroerend goed, zoals de grootte, locatie, bouwmaterialen en indeling.

Fysieke inspectie: Een visuele beoordeling van de staat van een onroerend goed, meestal uitgevoerd door een makelaar, taxateur of bouwkundige.

Financiële hefboom: Het gebruik van geleend geld om de potentiële winst van een investering in onroerend goed te vergroten, zoals bij het kopen van een pand met een hypotheek.

Fraude: Oneerlijk of onwettig gedrag, zoals het verstrekken van valse informatie of het vervalsen van documenten, met als doel financieel gewin te behalen of anderen te misleiden, bijvoorbeeld bij het kopen of verkopen van onroerend goed.

Franchise: Een overeenkomst waarbij een ondernemer (de franchisenemer) een bestaand bedrijfsmodel, merk en ondersteuningssysteem van een franchisegever (meestal een groter bedrijf) gebruikt om een onafhankelijk bedrijf te exploiteren, bijvoorbeeld in de makelaardij.

Freehold: Een vorm van eigendom waarbij de eigenaar het volledige eigendom heeft van het onroerend goed, inclusief de grond waarop het is gebouwd, zonder beperkingen in de tijd.

Frontage: De zijde van een perceel of eigendom die grenst aan een openbare weg, straat of waterweg. Frontage kan van invloed zijn op de waarde en het gebruik van een onroerend goed, bijvoorbeeld in termen van toegankelijkheid en zichtbaarheid.

Frustratie van het contract: Een juridische term die verwijst naar een situatie waarin een contract onmogelijk wordt om uit te voeren vanwege onvoorziene omstandigheden, zoals natuurrampen of gewijzigde wetgeving.

Full-service makelaar: Een makelaar die een breed scala aan diensten aanbiedt, zoals marketing, onderhandelingen, juridische ondersteuning en afhandeling van de transactie. Begeleiding van A t/m Z in plaats van deeldiensten. (losse diensten)

Fundamentele analyse: Een methode voor het evalueren van onroerend goed en investeringsmogelijkheden door het bestuderen van economische, sociale en politieke factoren die van invloed kunnen zijn op de waarde en het rendement van het onroerend goed.

Financieringskosten: De kosten die gepaard gaan met het verkrijgen van financiering, zoals een hypotheek, voor de aankoop van onroerend goed. Dit kan onder meer rente, afsluitkosten en eventuele kosten voor hypotheekadvies omvatten.

Fiduciaire verantwoordelijkheid: De wettelijke verplichting van een makelaar om in het belang van zijn of haar cliënt te handelen en alle vertrouwelijke informatie met betrekking tot de cliënt en de transactie te beschermen.

Foreclosure: Een juridisch proces waarbij een geldverstrekker, zoals een bank, het eigendom van een onroerend goed overneemt van een huiseigenaar die zijn of haar hypotheekbetalingen niet kan nakomen.

Floor space index (FSI): Een stedenbouwkundige maatstaf die de verhouding aangeeft tussen de totale bebouwbare oppervlakte van een perceel en de totale oppervlakte van dat perceel. FSI wordt gebruikt om de dichtheid van gebouwen en ontwikkelingen te reguleren.

G

Gunning: Het officieel accepteren van een bod op een onroerend goed door de verkoper, wat leidt tot het sluiten van de overeenkomst en de voortgang van de verkooptransactie.

Garantie: Een schriftelijke belofte van de verkoper of fabrikant van een product, bijvoorbeeld een woning of een onderdeel ervan, om eventuele gebreken of problemen binnen een bepaalde periode te verhelpen.

Gebreken: Fouten, defecten of onvolkomenheden in een onroerend goed, die de waarde of bruikbaarheid ervan kunnen verminderen. Gebreken kunnen zowel zichtbaar als verborgen zijn en moeten tijdens het koopproces worden geïdentificeerd en besproken.

Gedwongen verkoop: Een situatie waarin een onroerend goed snel moet worden verkocht, bijvoorbeeld vanwege financiële problemen of een echtscheiding, wat kan leiden tot een lagere verkoopprijs dan de marktwaarde.

Gebruiksvergunning: Een officiële toestemming van de lokale overheid om een bepaald type activiteit of bedrijf in een onroerend goed uit te voeren, bijvoorbeeld het exploiteren van een winkel of restaurant.

Gedeelde eigendom: Een eigendomsstructuur waarbij meerdere personen of entiteiten gezamenlijk een onroerend goed bezitten, bijvoorbeeld een appartementencomplex of een stuk grond.

Geluidsisolatie: Geluidsisolatie verwijst naar het verminderen of blokkeren van geluidsoverdracht tussen verschillende ruimtes of gebieden, meestal om de geluidsoverlast in een woning of gebouw te minimaliseren. Dit kan worden bereikt door gebruik te maken van speciale bouwmaterialen, akoestische barrières of dempende constructietechnieken die geluidsgolven absorberen of reflecteren, waardoor geluidsoverdracht wordt verminderd. Geluidsisolatie draagt bij aan een betere leef- en werkomgeving door het creëren van rustige, comfortabele ruimtes.

Gemeentelijke belastingen: Lokale belastingen die door gemeenten worden geheven op onroerend goed om openbare diensten en voorzieningen te financieren, zoals wegen, parken en scholen.

Gemeenschappelijke voorzieningen: Faciliteiten en diensten die worden gedeeld door de bewoners van een appartementencomplex, gated community of ander type gemeenschappelijk onroerend goed, zoals een zwembad, fitnessruimte of groen gebied.

Gezamenlijke eigendom: Een eigendomsstructuur waarbij twee of meer personen gelijke rechten en verantwoordelijkheden hebben met betrekking tot een onroerend goed, bijvoorbeeld bij het kopen van een huis samen.

Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (GRUP): Een document dat door de regionale overheid wordt opgesteld om de ruimtelijke ordening en ontwikkeling in een bepaald gebied te reguleren en te sturen, met inbegrip van landgebruik, zonering en bouwvoorschriften.

Gezinswoning: Een type onroerend goed dat is ontworpen voor bewoning door een enkel huishouden of gezin, zoals een vrijstaand huis, rijtjeshuis of appartement. Ook wel eengezinswoning genoemd.

Gratis waardebepaling: Een kosteloze dienst aangeboden door een makelaar waarbij hij/zij een inschatting maakt van de waarde van een woning op basis van de huidige marktomstandigheden. Dit helpt potentiële verkopers om een realistische vraagprijs te bepalen en inzicht te krijgen in de mogelijke opbrengst bij verkoop. Het is belangrijk om te weten dat een gratis waardebepaling geen officiële taxatie is en dus niet hetzelfde gewicht heeft als een taxatierapport.

Grondrente: Een periodieke betaling die door een huiseigenaar aan de eigenaar van de onderliggende grond wordt gedaan, bijvoorbeeld in het geval van erfpacht.

Grondslag: De basis waarop belastingen, heffingen of andere kosten worden berekend, bijvoorbeeld de waarde of het oppervlak van een onroerend goed.

Grondwaterstand: De hoogte van het grondwater onder het aardoppervlak, die van invloed kan zijn op de bouw en het onderhoud van onroerend goed, zoals de noodzaak van drainage of funderingssystemen.

Grondwet: Een wettelijk document dat de basisprincipes en regels vastlegt voor het bestuur van een land, provincie of gemeente, en dat van invloed kan zijn op de regelgeving en het beleid met betrekking tot onroerend goed.

Groene hypotheek: Een speciaal type hypotheeklening die wordt aangeboden aan huiseigenaren die energiebesparende of milieuvriendelijke maatregelen in hun woning willen implementeren, zoals zonnepanelen of isolatie.

Groenestroomcertificaat: Een certificaat dat wordt uitgegeven aan producenten van hernieuwbare energie, zoals zonne- of windenergie, en dat kan worden verhandeld of verkocht om inkomsten te genereren of aan wettelijke vereisten te voldoen.

Groenvoorziening: Openbare of gemeenschappelijke groene ruimtes, zoals parken, tuinen en speelplaatsen, die de leefbaarheid en het milieu van een woonwijk of gemeenschap verbeteren.

Grondprijs: De waarde van een stuk grond, exclusief eventuele gebouwen of verbeteringen, die wordt bepaald door factoren zoals locatie, grootte en potentiële ontwikkelingsmogelijkheden.

Grondruil: Een transactie waarbij twee of meer partijen stukken grond met elkaar uitwisselen, meestal om een betere landindeling of consolidatie van eigendom te bereiken.

Grondsondering: Een technisch onderzoek naar de eigenschappen en omstandigheden van de bodem op een bouwplaats, zoals de samenstelling, draagkracht en grondwaterstand, om een geschikte fundering en bouwmethode te bepalen.

Grondverzet: Het proces van het verplaatsen, verwijderen of toevoegen van grond op een bouwplaats om het terrein voor te bereiden voor de bouw of ontwikkeling van onroerend goed.

Grondwettelijk eigendomsrecht: Het recht op eigendom dat is gewaarborgd door de grondwet van een land, wat betekent dat de overheid of andere partijen niet zonder reden of compensatie eigendommen in beslag kunnen nemen of beperkingen opleggen.

Grondzaken: Juridische, financiële en bestuurlijke kwesties met betrekking tot grond en onroerend goed, zoals eigendomsrechten, erfpacht en ruimtelijke ordening.

Gunningstermijn: De periode waarin de verkoper van een onroerend goed de tijd heeft om te beslissen of hij een bod op zijn eigendom accepteert of niet. Deze termijn wordt meestal vastgelegd in het verkoopproces, en kan variëren afhankelijk van de wensen van de verkoper en de marktomstandigheden.

H

Hypotheek: Een lening die wordt verstrekt door een financiële instelling, meestal een bank, om de aankoop van onroerend goed te financieren. Het onroerend goed dient als onderpand voor de lening, wat betekent dat de geldverstrekker het eigendom kan opeisen als de lener niet aan de betalingsverplichtingen voldoet.

Hypotheekakte: Een juridisch document dat de voorwaarden en bepalingen van een hypotheeklening vastlegt, inclusief het geleende bedrag, de rentevoet, de looptijd en de rechten en verplichtingen van zowel de lener als de geldverstrekker.

Hypotheekadviseur: Een professional die gespecialiseerd is in het adviseren van klanten over hypotheken en hen helpt bij het vinden en aanvragen van de meest geschikte hypotheeklening voor hun situatie.

Hypotheekgarantie: Een waarborg die wordt verstrekt door een derde partij, meestal de overheid of een verzekeringsmaatschappij, om het risico van wanbetaling op een hypotheeklening te beperken. Dit kan geldverstrekkers aanmoedigen om hypotheken te verstrekken aan mensen met een lager inkomen of een kleinere aanbetaling.

Hypotheeknemer: De persoon of entiteit die een hypotheeklening verstrekt, meestal een bank of andere financiële instelling.

Hypotheekrente: Het percentage dat door de geldverstrekker in rekening wordt gebracht voor het lenen van geld voor een hypotheek. De rente kan vast of variabel zijn en wordt meestal uitgedrukt als een jaarlijks percentage (APR).

Hypotheekrente-aftrek: Een belastingvoordeel waarbij de rente die wordt betaald op een hypotheeklening voor een hoofdverblijf kan worden afgetrokken van het belastbaar inkomen, waardoor de belastingverplichting van de huiseigenaar wordt verlaagd.

Hypotheekverstrekker: Een financiële instelling, zoals een bank of kredietvereniging, die hypotheekleningen verstrekt aan huizenkopers.

Huurkoop: Een financieringsregeling waarbij een koper een onroerend goed in termijnen betaalt, meestal met een aanbetaling en maandelijkse termijnen, totdat het volledige bedrag is betaald en het eigendom wordt overgedragen.

Huurovereenkomst: Een schriftelijke overeenkomst tussen een verhuurder en een huurder waarin de voorwaarden en bepalingen van de verhuur van onroerend goed worden vastgelegd, zoals de huurprijs, de duur van de huur en de rechten en verplichtingen van beide partijen.

Huurprijs: Het bedrag dat een huurder periodiek betaalt aan de verhuurder voor het gebruik van een onroerend goed, meestal op maandelijkse basis.

Huurwaardeforfait: Een geschat bedrag van de jaarlijkse huurwaarde van een eigen woning, die in Nederland wordt gebruikt als onderdeel van de berekening van het belastbaar inkomen voor huiseigenaren.

Herfinanciering: Het proces van het vervangen van een bestaande hypotheeklening door een nieuwe lening, meestal om een lagere rentevoet, een kortere looptijd of andere gunstigere voorwaarden te verkrijgen.

Hoofdelijke aansprakelijkheid: Een juridische term die verwijst naar de situatie waarin meerdere partijen gezamenlijk en individueel verantwoordelijk zijn voor het nakomen van een verplichting, zoals het aflossen van een gezamenlijke hypotheeklening.

Hoogste en beste gebruik: Een principe in vastgoedtaxatie waarbij de waarde van een onroerend goed wordt bepaald op basis van het meest waarschijnlijke en winstgevende gebruik, rekening houdend met wettelijke, fysieke en economische beperkingen.

Huisvestingsvergunning: Een officiële toestemming van de lokale overheid die vereist kan zijn voor de verhuur van onroerend goed, met name in gebieden met een gespannen woningmarkt.

Huizenmarkt: De markt waarop onroerend goed wordt gekocht, verkocht en verhuurd, bestaande uit zowel de vraag naar woningen als het aanbod van beschikbare woningen.

Huisonderzoek: Een grondig onderzoek van de fysieke staat van een onroerend goed door een gekwalificeerde inspecteur, meestal uitgevoerd vóór de aankoop om eventuele gebreken, noodzakelijke reparaties of andere problemen te identificeren.

Huurindexatie: Een aanpassing van de huurprijs op basis van een inflatie- of kostenindex, meestal vastgelegd in de huurovereenkomst, om de koopkracht van de huurinkomsten voor de verhuurder te handhaven.

Huurrecht: Het geheel van wettelijke regels en bepalingen die de rechten en plichten van verhuurders en huurders reguleren met betrekking tot het huren van onroerend goed.

Hypotheekakte-inschrijving: Het proces van het registreren van een hypotheekakte bij het kadaster, waardoor de geldverstrekker een wettelijk recht op het onroerend goed krijgt als zekerheid voor de lening.

Hypotheekvrij: Een onroerend goed waarvoor geen hypotheeklening meer uitstaat, omdat de lening volledig is afbetaald of omdat het pand zonder financiering is gekocht.

Hypotheekbescherming: Een verzekering die de hypotheekbetalingen dekt in geval van werkloosheid, arbeidsongeschiktheid of overlijden van de lener, om te voorkomen dat het onroerend goed in beslag wordt genomen door de geldverstrekker.

Hypotheekverhoging: Een verhoging van het geleende bedrag op een bestaande hypotheek, meestal om extra financiering te verkrijgen voor woningverbeteringen, schuldconsolidatie of andere doeleinden. Dit kan leiden tot een hogere maandelijkse betaling en mogelijk tot een langere looptijd van de lening.

Hypotheekvormen: De verschillende soorten hypotheekleningen die beschikbaar zijn, zoals een annuïteitenhypotheek, lineaire hypotheek, aflossingsvrije hypotheek of een combinatie daarvan. Elke vorm heeft unieke kenmerken, zoals de manier waarop de hoofdsom en rente worden terugbetaald en de looptijd van de lening.

I

Inboedel: Persoonlijke bezittingen en meubilair in een woning, die doorgaans niet bij de verkoop van het onroerend goed zijn inbegrepen, tenzij anders overeengekomen.

Inbrengwaarde: De waarde van onroerend goed of andere activa die door een partij in een zakelijke onderneming of partnerschap worden ingebracht, meestal in ruil voor aandelen of een aandeel in de onderneming.

Inkomensgrens: Een financiële drempel die door een hypotheekverstrekker kan worden gebruikt om te bepalen of een aanvrager in aanmerking komt voor een lening, op basis van het inkomen van de aanvrager in verhouding tot de maandelijkse hypotheeklasten.

Informatieplicht: De verplichting van de verkoper of verhuurder om potentiële kopers of huurders te informeren over belangrijke aspecten van het onroerend goed, zoals verborgen gebreken, milieu-issues of juridische beperkingen.

Ingrijpende renovatie: Een uitgebreide verbouwing van een onroerend goed waarbij belangrijke structurele of functionele aspecten worden aangepakt, zoals het vervangen van de fundering, het dak, de bedrading of de leidingen.

Inkoop eigen aandelen: Een situatie waarin een vennootschap haar eigen aandelen op de openbare markt koopt, vaak om de aandelenkoers te ondersteunen of om overtollig kapitaal te gebruiken.

Inschrijving kadaster: Het proces van het registreren van onroerend goed en eigendomsrechten bij het kadaster, een officiële instantie die verantwoordelijk is voor het bijhouden van eigendomsinformatie en het waarborgen van de rechtszekerheid van onroerend goed transacties.

Insolventie: Een financiële toestand waarin een persoon of entiteit niet in staat is om zijn of haar schulden af te lossen, wat kan leiden tot juridische procedures, zoals faillissement, beslaglegging of gedwongen verkoop van onroerend goed.

Installatieverantwoordelijke: Een persoon of bedrijf dat verantwoordelijk is voor het ontwerp, de installatie, het onderhoud en de inspectie van technische installaties in een gebouw, zoals verwarming, ventilatie, airconditioning of elektrische systemen.

Intrest of interest: Een ander woord voor rente, de vergoeding die een lener betaalt aan een geldverstrekker voor het gebruik van geleend geld, meestal uitgedrukt als een percentage van het uitstaande saldo van de lening.

Investeringshypotheek: Een hypotheeklening die wordt gebruikt om onroerend goed te kopen met als doel het genereren van inkomsten, bijvoorbeeld uit verhuur of doorverkoop. Dit type hypotheek kan andere voorwaarden en rentetarieven hebben dan een traditionele hypotheek voor een hoofdverblijf.

Investeringsrendement: Het rendement dat een belegger ontvangt uit een investering in onroerend goed, meestal uitgedrukt als een percentage van de oorspronkelijke investering. Het rendement kan bestaan uit huurinkomsten, waardestijging of beide.

Inventarisatie: Een gedetailleerde lijst van de bezittingen, meubels en inboedel van een woning, die vaak wordt opgesteld bij aanvang van een huurovereenkomst of bij de verkoop van een gemeubileerd pand.

Inzage: Het recht van een partij om toegang te krijgen tot en informatie te verkrijgen over een onroerend goed, bijvoorbeeld tijdens een bezichtiging, een taxatie of een bouwkundige inspectie.

Inzinking: Een daling van de marktwaarde van onroerend goed, meestal veroorzaakt door economische factoren, zoals een recessie, een verandering in rentetarieven of een afname van de vraag.

Ionenwisselaar: Een apparaat dat wordt gebruikt om de hardheid van water te verminderen door calcium- en magnesiumionen te verwijderen en te vervangen door natriumionen. Dit kan helpen om de levensduur van leidingen en apparaten te verlengen en de effectiviteit van reinigingsmiddelen te verbeteren.

Irrevocable letter of credit: Een financieel instrument dat wordt gebruikt om de betaling van een onroerend goed transactie te garanderen, waarbij een bank instemt om namens de koper te betalen als deze niet aan zijn betalingsverplichtingen voldoet.

Irrigatiesysteem: Een systeem van leidingen, kleppen en sproeikoppen dat wordt gebruikt om water te leveren aan de beplanting van een tuin of landschap, meestal om de groei te bevorderen en het onderhoud te verminderen.

Isolatie: Materiaal dat wordt gebruikt om de warmteoverdracht tussen de binnen- en buitenomgeving van een gebouw te beperken, waardoor de energie-efficiëntie wordt verbeterd en de verwarmings- en koelkosten worden verlaagd. Isolatie voor geluid is een andere manier van isoleren waarvoor het woord geluidsisolatie vaak wordt gebruikt.

Isolerende beglazing: Dubbele of drievoudige beglazing waarbij lagen van glas worden gescheiden door luchtruimtes of andere isolerende materialen, om de warmteoverdracht en het geluid te verminderen en de energie-efficiëntie van een gebouw te verbeteren.

ITIS: Een afkorting voor 'In This Instance,' wat betekent 'in dit geval' of 'in deze situatie'. Deze term kan worden gebruikt in vastgoedadvertenties of onderhandelingen om aan te geven dat bepaalde voorwaarden of omstandigheden alleen van toepassing zijn op de specifieke situatie die wordt besproken.

Iteratief bod: Een biedproces waarbij meerdere biedrondes plaatsvinden, waarbij elke ronde potentiële kopers hun bod kunnen verhogen in reactie op andere biedingen. Dit kan helpen om een eerlijke marktprijs voor een onroerend goed te bepalen, vooral in situaties met veel concurrentie.

J

Jaarlijkse huurverhoging: De periodieke aanpassing van de huurprijs, meestal op jaarbasis, in overeenstemming met inflatie, marktomstandigheden of andere factoren.

Jaarlijkse kostenquote: Een financiële ratio die de jaarlijkse kosten van een onroerend goed, zoals onderhoud, belastingen en verzekeringen, vergelijkt met de totale waarde van het onroerend goed.

Jaarlijkse waardevermindering: Het bedrag waarmee de waarde van een onroerend goed elk jaar afneemt, meestal als gevolg van slijtage, veroudering of economische factoren.

Jaloezieën: Een type raambekleding bestaande uit horizontale of verticale lamellen die kunnen worden gekanteld om de hoeveelheid licht en privacy in een kamer te regelen.

Jaren '30 woning: Een woning gebouwd in de stijl die populair was in de jaren '30, gekenmerkt door bakstenen gevels, erkers, glas-in-loodramen en steile daken.

Joint venture: Een samenwerkingsverband tussen twee of meer partijen, vaak bedrijven of investeerders, om samen een onroerendgoedproject te ontwikkelen, financieren of beheren.

Juridische eigendom: Het formele recht om een onroerend goed te bezitten, inclusief het recht om het te verkopen, te verhuren, te hypothekeren of anderszins te gebruiken.

Juridische entiteit: Een bedrijf, organisatie of persoon die wettelijk in staat is om onroerend goed te bezitten, contracten aan te gaan en juridische verplichtingen aan te gaan.

Juridische kosten: De kosten die gepaard gaan met juridische diensten, zoals het opstellen en beoordelen van contracten, het uitvoeren van due diligence of het vertegenwoordigen van partijen bij geschillen.

Juiste prijsstelling: Het proces van het bepalen van de optimale verkoopprijs voor een onroerend goed op basis van marktonderzoek, vergelijkbare verkopen en andere factoren om de verkoopkansen te maximaliseren.

Joint account: Een bankrekening die op naam staat van twee of meer personen, die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de rekening en de daarmee samenhangende verplichtingen.

Joint liability: Een juridische situatie waarin twee of meer partijen gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor een schuld, verplichting of schadevergoeding.

Joint tenants: Een vorm van gezamenlijk eigendom waarbij twee of meer personen gelijke rechten en belangen in een onroerend goed hebben. Bij overlijden van een van de eigenaren gaat het eigendomsbelang automatisch over op de overlevende eigenaar(en), zonder dat het via een testament wordt doorgegeven.

Joint venture agreement: Een overeenkomst tussen twee of meer partijen die een gezamenlijk project of onderneming aangaan, waarbij de voorwaarden, verantwoordelijkheden, winstverdeling en andere aspecten van de samenwerking worden vastgelegd.

Judiciële verkoop: Een door de rechtbank gecontroleerde verkoop van onroerend goed om een schuld te vereffenen, meestal als gevolg van een faillissement of een vonnis van een gerechtelijke procedure.

Jumbo hypotheek: Een hypotheeklening die groter is dan de door overheidsinstellingen vastgestelde conformerende leningslimieten, wat meestal betekent dat deze lening een hogere rente en strengere kredieteisen heeft.

Juxtapositie: De nabijheid of plaatsing van twee of meer objecten, zoals gebouwen of percelen, naast elkaar, wat invloed kan hebben op de waarde, esthetiek of functionaliteit van het onroerend goed.

Jachtrecht: Een wettelijk recht of toestemming om te jagen op een bepaald stuk land, dat soms wordt verleend aan huurders of derden door de eigenaar van het onroerend goed.

Juiste makelaar: Het kiezen van een makelaar die geschikt is voor de specifieke behoeften van een koper of verkoper op basis van ervaring, expertise, communicatievaardigheden en andere belangrijke factoren.

Juxtapositie-effect: Het fenomeen waarbij de waargenomen waarde of aantrekkelijkheid van een object, zoals een woning, wordt beïnvloed door de nabijheid of vergelijking met andere objecten in de omgeving.

Hoewel het uitdagend blijft om 25 vastgoedtermen te vinden die beginnen met de letter J, zijn hier enkele extra termen die kunnen worden gebruikt in verschillende contexten:

Jeugdvoorzieningen: Faciliteiten of diensten die specifiek gericht zijn op jongeren, zoals speeltuinen, scholen, buitenschoolse opvang of jeugdcentra. De aanwezigheid van jeugdvoorzieningen kan de waarde van onroerend goed in de omgeving beïnvloeden.

Jarenlange ervaring: Een uitdrukking die verwijst naar de hoeveelheid tijd die een professional, zoals een makelaar, in zijn of haar vakgebied heeft gewerkt. Jarenlange ervaring kan een indicatie zijn van expertise en kennis van de markt.

Juridisch advies: Professioneel advies gegeven door een advocaat of juridisch adviseur met betrekking tot wet- en regelgeving, contracten of geschillen in verband met onroerend goed.

Jaarlijkse erfpachtcanon: Een periodieke betaling die door een erfpachter aan de grondeigenaar wordt gedaan voor het gebruik van het land. Erfpacht is een juridische constructie waarbij het recht om een stuk grond te gebruiken voor een bepaalde periode wordt verleend, terwijl de grondeigenaar de uiteindelijke eigendom van het land behoudt.

Jaarlijkse opbrengst: Het totale inkomen dat in een jaar wordt gegenereerd door een beleggings- of huurwoning, meestal uitgedrukt als een percentage van de aankoopprijs of marktwaarde van het onroerend goed. De jaarlijkse opbrengst wordt gebruikt om de prestaties en het rendement van vastgoedinvesteringen te beoordelen.

K

Kadaster: Een overheidsinstantie of -register dat verantwoordelijk is voor het bijhouden van gegevens over onroerend goed en grondeigendom, zoals de locatie, grootte, grenzen, en eigendoms- en hypotheekgegevens. Het kadaster speelt een belangrijke rol bij het waarborgen van de rechtszekerheid met betrekking tot eigendom en het faciliteren van vastgoedtransacties.

Kadastraal inkomen: Een geschat inkomen van een onroerend goed dat wordt gebruikt voor fiscale doeleinden, zoals het bepalen van de hoogte van de onroerendezaakbelasting.

Kadastrale gegevens: Informatie over percelen en onroerend goed, zoals locatie, afmetingen, eigendom en grenzen, die wordt bijgehouden door het kadaster.

Kadastrale waarde: De waarde van een onroerend goed zoals bepaald door het kadaster, vaak gebruikt als basis voor belastingen en andere overheidsheffingen.

Kangoeroewoning: Een woning waarin twee generaties van dezelfde familie samenwonen, meestal bestaande uit een hoofdwoning en een aanleunwoning voor oudere of zorgbehoevende familieleden.

Kapitalisatiefactor: Een factor die wordt gebruikt om de waarde van een onroerend goed te bepalen op basis van de jaarlijkse inkomsten die het genereert.

Kavel: Een stuk grond dat als één geheel wordt beschouwd, meestal met betrekking tot de ontwikkeling, verkoop of eigendom van onroerend goed.

Kettingbeding: Een clausule in een koopovereenkomst die bepaalt dat een bepaalde verplichting of voorwaarde moet worden doorgegeven aan toekomstige eigenaren van het onroerend goed.

Klimaatneutraal: Een term die verwijst naar een gebouw of ontwikkeling die geen netto bijdrage levert aan de uitstoot van broeikasgassen, meestal door energie-efficiëntie, hernieuwbare energie en compensatie.

Koopakte: Een juridisch document dat de overeenkomst tussen koper en verkoper met betrekking tot de verkoop van onroerend goed vastlegt, met details zoals prijs, voorwaarden en verantwoordelijkheden.

Koopoptie: Het recht om een onroerend goed te kopen tegen vooraf bepaalde voorwaarden en binnen een bepaalde periode, meestal in ruil voor een optievergoeding.

Koopovereenkomst: Een contract tussen koper en verkoper waarin de voorwaarden voor de verkoop van een onroerend goed worden vastgelegd, inclusief prijs, betalingsvoorwaarden en eventuele voorwaarden.

Koopprijs: Het bedrag dat door de koper wordt betaald voor de aankoop van een onroerend goed, zoals overeengekomen in de koopovereenkomst.

Kosten koper (k.k.): Een uitdrukking die aangeeft dat de koper verantwoordelijk is voor de betaling van bepaalde kosten en belastingen in verband met de aankoop van een onroerend goed, zoals overdrachtsbelasting en notariskosten.

Koper-verkopermarkt: Een term die verwijst naar de balans tussen vraag en aanbod op de vastgoedmarkt, waarbij een kopersmarkt wordt gekenmerkt door een overaanbod en lagere prijzen, en een verkopersmarkt door een tekort aan aanbod en stijgende prijzen.

Kort geding: Een versnelde juridische procedure die wordt gebruikt om snel een beslissing te verkrijgen in dringende zaken, zoals geschillen over onroerend goed of contracten.

Kosten-batenanalyse: Een methode voor het evalueren van investeringsbeslissingen, zoals het kopen van een onroerend goed, door de verwachte kosten en baten tegen elkaar af te wegen en te vergelijken.

Kostenverhaal: Het proces van het terugvorderen van kosten die zijn gemaakt in verband met een onroerend goed transactie, zoals juridische kosten, makelaarskosten of reparaties.

Kostprijs: Het totale bedrag van de kosten die verband houden met de productie of verwerving van een product of dienst, zoals de bouw van een woning of de aankoop van onroerend goed.

Kredietwaardigheid: Een inschatting van het vermogen van een persoon of entiteit om leningen en andere financiële verplichtingen na te komen, meestal gebaseerd op kredietgeschiedenis, inkomen en andere factoren.

Krimpgebied: Een gebied waar de bevolking afneemt, wat gevolgen kan hebben voor de vastgoedmarkt, economische activiteit en voorzieningen.

Krimpzone: Een gebied waar de vraag naar onroerend goed en de prijzen dalen, vaak als gevolg van een afname van de bevolking, economische activiteit of andere factoren.

Kwaliteitsborging: Processen en systemen die zijn ontworpen om de kwaliteit van producten en diensten, zoals bouwmaterialen en makelaarsdiensten, te waarborgen en te verbeteren, vaak door middel van normen, certificeringen en inspecties.

Kwaliteitsnormen: Richtlijnen en specificaties die zijn vastgesteld om de kwaliteit, prestaties en veiligheid van producten en diensten in de bouw en vastgoedsector te waarborgen.

Kwijting: De formele vrijgave van een partij van zijn of haar verplichtingen met betrekking tot een contract of overeenkomst, zoals de betaling van een hypotheekschuld.

Kwaliteitscertificaat: Een document dat aantoont dat een product of dienst voldoet aan de vastgestelde kwaliteitsnormen en -eisen, vaak afgegeven door een onafhankelijke certificeringsinstantie.

L

Lage-emissiezone: Een gebied waarin beperkingen gelden voor het type voertuigen dat er mag rijden, met als doel de luchtkwaliteit te verbeteren en de uitstoot van schadelijke stoffen te verminderen.

Landmeting: Het proces van het opmeten en in kaart brengen van de grenzen, afmetingen en kenmerken van een stuk grond of onroerend goed, vaak uitgevoerd door een professionele landmeter.

Lasten: Financiële verplichtingen die verbonden zijn aan het bezit van onroerend goed, zoals hypotheekbetalingen, onroerendezaakbelasting en onderhoudskosten.

Lease: Een overeenkomst waarbij de ene partij (de verhuurder) een onroerend goed verhuurt aan een andere partij (de huurder) voor een bepaalde periode en tegen een bepaalde vergoeding.

Leegstand: De situatie waarin een onroerend goed onbewoond of niet in gebruik is, wat invloed kan hebben op de waarde en het onderhoud van het pand.

Leningsovereenkomst: Een schriftelijke overeenkomst tussen een lener en een geldverstrekker die de voorwaarden van een lening, zoals de rente, aflossingstermijnen en eventuele extra kosten, vastlegt.

Leningnemer: De partij die een lening ontvangt van een geldverstrekker, zoals een hypotheeknemer die een hypotheek afsluit om een woning te kopen.

Lening: Een financiële overeenkomst waarbij een partij (de geldverstrekker) een bepaald bedrag ter beschikking stelt aan een andere partij (de lener), die verplicht is om het bedrag met rente terug te betalen over een afgesproken periode.

Leninggever: De partij die een lening verstrekt aan een lener, zoals een bank of andere financiële instelling die hypotheken aanbiedt.

Leninggarantie: Een overeenkomst waarbij een derde partij, zoals een ouder of andere familielid, zich garant stelt voor de terugbetaling van een lening, in het geval dat de lener niet aan zijn of haar betalingsverplichtingen kan voldoen.

Lening voor verbouwing: Een speciaal soort lening die wordt gebruikt om de kosten van renovatie, verbetering of uitbreiding van een onroerend goed te financieren.

Lening voor aankoop: Een lening die specifiek bedoeld is voor de aankoop van een onroerend goed, zoals een hypotheek voor de aankoop van een woning.

Lening voor nieuwbouw: Een lening die wordt gebruikt om de bouw van een nieuw onroerend goed te financieren, vaak in de vorm van een bouwdepot waarbij de gelden in fasen worden vrijgegeven naarmate de bouw vordert.

Lening voor herfinanciering: Een nieuwe lening die wordt afgesloten om een bestaande lening, zoals een hypotheek, te vervangen, vaak met als doel het verkrijgen van betere voorwaarden of het vrijmaken van kapitaal.

Lening voor commercieel onroerend goed: Een lening die wordt gebruikt om de aankoop, bouw of verbetering van commercieel onroerend goed, zoals kantoren, winkelcentra of industriële gebouwen, te financieren.

Leveringsakte: Een juridisch document dat de overdracht van onroerend goed tussen koper en verkoper vastlegt, met inbegrip van de beschrijving van het onroerend goed, de koopprijs en eventuele voorwaarden.

Lijst van zaken: Een overzicht van roerende zaken, zoals meubels, apparaten en andere items, die bij de verkoop van een onroerend goed kunnen worden inbegrepen of uitgesloten.

Liquiditeit: De mate waarin een actief, zoals onroerend goed, snel en gemakkelijk kan worden omgezet in contanten zonder aanzienlijke waardevermindering.

Looptijd: De periode waarin een lening, zoals een hypotheek, moet worden terugbetaald.

Lokaal bestemmingsplan: Een door de gemeente vastgesteld plan dat de toegestane bestemmingen en het gebruik van grond en gebouwen in een bepaald gebied regelt, zoals wonen, bedrijven of recreatie.

Loan-to-value ratio (LTV): De verhouding tussen de omvang van een lening, zoals een hypotheek, en de waarde van het onroerend goed dat als onderpand dient. Een lagere LTV geeft meestal aan dat de lener een groter deel van de aankoopprijs zelf financiert.

Loft: Een open en ruime woonruimte, vaak gelegen in een voormalig industrieel of commercieel gebouw met hoge plafonds en grote ramen.

Loods: Een groot, meestal vrijstaand gebouw dat wordt gebruikt voor opslag, productie of andere commerciële doeleinden.

Luxe onroerend goed: High-end residentieel of commercieel onroerend goed dat zich onderscheidt door zijn exclusiviteit, locatie, voorzieningen en afwerkingen.

Luchtfoto: Een foto of beeld van een onroerend goed of gebied genomen vanuit de lucht, vaak met behulp van een drone, helikopter of vliegtuig. Luchtfoto's kunnen nuttig zijn bij het beoordelen van de omgeving en/of het plannen van de ontwikkeling van een terrein. Bij woningen worden in de presentatie steeds vaker hoogte- of luchtfoto's geplaatst.

M

Maatvoering: De afmetingen van een woning of perceel, zoals lengte, breedte en hoogte.

Makelaar: Een professional die bemiddelt bij de koop, verkoop, verhuur of taxatie van onroerend goed.

Makelaarscourtage: De vergoeding die een makelaar ontvangt voor zijn diensten, meestal uitgedrukt als een percentage van de verkoopprijs.

Makelaarsprovisie: Een andere term voor makelaarscourtage.

Makelaarstarief: Het tarief dat een makelaar hanteert voor zijn diensten, kan vast of variabel zijn.

Marktanalyse: Een onderzoek naar de huidige marktsituatie in een bepaald gebied om de waarde van onroerend goed te bepalen.

Marktaandeel: Het percentage van de totale markt dat door een bepaalde makelaar of makelaarskantoor wordt bediend.

Marktonderzoek: Het verzamelen en analyseren van informatie over de vastgoedmarkt om trends en ontwikkelingen te identificeren.

Marktwaarde: De geschatte waarde van een woning op basis van de huidige marktomstandigheden.

Meerwerk: Extra werkzaamheden of aanpassingen aan een woning die niet in het oorspronkelijke bouwplan zijn opgenomen.

Meervoudige aankoopstrategie: Een strategie waarbij een koper meerdere woningen tegelijkertijd probeert te kopen om zijn kansen te vergroten.

Meervoudige verkoopstrategie: Een strategie waarbij een verkoper meerdere makelaars inschakelt om zijn woning te verkopen.

Meldingsplicht: De verplichting van de verkoper om kopers te informeren over alle bekende gebreken en beperkingen van een woning.

Metrage: Het meten van de oppervlakte van een woning of perceel.

Minimumprijs: De laagste prijs die een verkoper bereid is te accepteren voor zijn woning.

Mondelinge deal: Een mondelinge overeenkomst tussen twee partijen, zoals een koper en verkoper in de makelaardij, waarbij zij afspraken maken over de verkoop van een woning, zoals de prijs en voorwaarden. Hoewel mondelinge deals bindend kunnen zijn, is het in Nederland wettelijk verplicht om de particuliere koop en verkoop van een woning schriftelijk vast te leggen in een koopovereenkomst.

Monument: Een gebouw of object met historische, architectonische of culturele waarde, vaak beschermd door wetgeving.

Monumentenstatus: Een juridische status die een gebouw of object beschermt vanwege zijn historische, architectonische of culturele waarde.

Monumentenvergunning: Een vergunning die vereist is om wijzigingen aan te brengen aan een monumentaal pand.

Mortgage-backed security (MBS): Een financieel instrument dat is gebaseerd op een pool van hypotheken en waarvan de inkomsten uit rente en aflossing worden doorgegeven aan de investeerders.

Motivatiebrief: Een brief waarin een potentiële koper zijn interesse in een woning toelicht en de verkoper probeert te overtuigen om voor hem te kiezen.

Mutatie: Een verandering in de eigendoms- of gebruiksstatus van een woning, bijvoorbeeld door verkoop, verhuur of overlijden.

Mutatiekosten: Kosten die verband houden met een mutatie, zoals notariskosten, overdrachtsbelasting en administratiekosten.

Mutatierapport: Een document dat de veranderingen in de eigendoms- of gebruiksstatus van een woning vastlegt, inclusief de betrokken partijen en de gemaakte afspraken.

MVA (Makelaarsvereniging Amsterdam): Een beroepsvereniging voor makelaars in de regio Amsterdam die richtlijnen en standaarden opstelt voor de makelaardij.

MVO (Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen): Het integreren van sociale, ecologische en economische factoren in bedrijfsvoering, waaronder de makelaardij, om bij te dragen aan duurzame ontwikkeling en het welzijn van de samenleving.

N

Nalatenschap: Het geheel van bezittingen en schulden die een overleden persoon achterlaat, inclusief onroerend goed.

Nationale Hypotheek Garantie (NHG): Een garantie op hypothecaire leningen in Nederland die zowel kopers als geldverstrekkers beschermt bij eventuele betalingsproblemen.

Natura-2000 gebied: Een beschermd natuurgebied in de Europese Unie, bedoeld om biodiversiteit te behouden en te herstellen.

Natuurbeschermingswet: Een wet die regels stelt om natuurgebieden en bedreigde diersoorten te beschermen en te behouden.

NEN 2580: Een Nederlandse norm die de methode beschrijft voor het bepalen van de oppervlakte van gebouwen en terreinen, veel gebruikt in de makelaardij.

NEN 2580 meetrapport: Een document waarin de resultaten van een NEN 2580 meting zijn vastgelegd, inclusief de berekende oppervlakten en inhoud van een woning.

Nieuwbouw: Een onlangs gebouwd of nog te bouwen pand dat nog niet eerder bewoond is geweest.

Nieuwbouwproject: Een bouwproject waarbij meerdere nieuwe woningen, appartementen of bedrijfspanden worden gerealiseerd.

Notariële akte: Een officieel document opgesteld door een notaris, zoals de akte van levering of hypotheekakte, die de overdracht van onroerend goed vastlegt.

Notariskosten: De kosten die de notaris in rekening brengt voor zijn diensten bij de overdracht van onroerend goed, zoals het opstellen van de notariële akte en het inschrijven van de overdracht in het Kadaster.

NVM: NVM (Nederlandse Vereniging van Makelaars): De NVM is de grootste beroepsvereniging van makelaars en taxateurs in Nederland. Het doel van de vereniging is om de belangen van haar leden te behartigen en de kwaliteit en professionaliteit van de aangesloten makelaars en taxateurs te waarborgen. NVM-makelaars moeten voldoen aan bepaalde opleidingseisen, gedragsregels en kwaliteitsnormen. Bovendien hebben zij toegang tot het uitwisselingssysteem van de NVM, waarin woningaanbod en -vraag worden gedeeld, en maken zij gebruik van het NVM-logo om hun professionaliteit en betrouwbaarheid te benadrukken.

O

Onder bod: Een situatie waarin een koper een bod heeft uitgebracht op een woning en de verkoper dit bod in overweging neemt. Andere geïnteresseerden kunnen nog steeds bieden, maar de verkoper is in onderhandeling met de eerste bieder.

Onderhandeling: Het proces waarbij koper en verkoper, vaak via de makelaar, onderhandelen over de verkoopprijs en voorwaarden van een woning.

Onderhandse verkoop: Een verkoop van onroerend goed tussen twee partijen zonder tussenkomst van een veiling of openbare inschrijving.

Onderhoudsstaat: De huidige staat van onderhoud van een woning, die invloed kan hebben op de waarde en aantrekkelijkheid voor potentiële kopers.

Onderhoudsverplichting: De verantwoordelijkheid van de eigenaar om een woning in goede staat te houden en eventuele gebreken te herstellen.

Onderzoeksplicht: De verplichting van de koper om voldoende onderzoek te doen naar de staat en eigenschappen van een woning voordat hij tot aankoop overgaat.

Onroerend goed: Vastgoed dat niet verplaatsbaar is, zoals grond, gebouwen en infrastructuren, en de bijbehorende rechten en plichten.

Onroerendezaakbelasting (OZB): Een gemeentelijke belasting die eigenaren en soms gebruikers van onroerend goed moeten betalen op basis van de WOZ-waarde.

Ontbindende voorwaarde: Een voorwaarde in het koopcontract die, indien vervuld, de overeenkomst ontbindt en de partijen van hun verplichtingen ontslaat, zoals het verkrijgen van een financiering of een bouwkundige keuring.

Opbrengsteigendom: Een onroerend goed dat is aangekocht met het doel om inkomsten te genereren uit de verhuur of exploitatie ervan.

P

Pand: Een gebouw of woning, gebruikt voor commerciële, residentiële of andere doeleinden.

Parkeerplaats: Een aangewezen plek voor het parkeren van een voertuig, soms inbegrepen bij de koop of huur van een woning.

Passeren: Het ondertekenen van de notariële akte bij de notaris, waarmee de overdracht van onroerend goed officieel wordt bekrachtigd.

Perceel: Een stuk grond met daarop eventueel een of meerdere gebouwen, gedefinieerd door grenzen en kadastrale gegevens.

Perceeloppervlakte: De totale oppervlakte van een perceel, gemeten in vierkante meters.

Plaatsbeschrijving: Een gedetailleerde beschrijving van de staat en kenmerken van een woning, vaak opgenomen in het huur- of koopcontract.

Planschade: Schade die ontstaat door een wijziging in het bestemmingsplan, waardoor de waarde van een onroerend goed daalt.

Postcodegebied: Een geografisch gebied dat gedefinieerd wordt door een specifieke postcode, vaak gebruikt in de makelaardij voor locatie-analyse.

Premie A-woning: Een gesubsidieerde woning die is gebouwd met financiële steun van de overheid om betaalbare huisvesting te bieden.

Prijspeil: Het niveau van de prijzen op een bepaald moment, gebruikt als referentiepunt voor prijsvergelijkingen in de makelaardij.

Privaatrechtelijke beperking: Een beperking op het gebruik of de overdracht van onroerend goed, voortvloeiend uit een overeenkomst tussen particulieren (zoals een erfdienstbaarheid).

Provisie: Een vergoeding die een makelaar ontvangt voor zijn diensten, vaak uitgedrukt als een percentage van de verkoop- of aankoopprijs.

Publiekrechtelijke beperking: Een beperking op het gebruik of de overdracht van onroerend goed, opgelegd door de overheid op basis van wet- en regelgeving (zoals bestemmingsplannen).

Put-optie: Een financieel instrument dat de houder het recht geeft, maar niet de verplichting, om een bepaald onroerend goed te verkopen tegen een vooraf vastgestelde prijs en binnen een bepaalde periode.

Puntensysteem: Een systeem dat in Nederland wordt gebruikt om de maximale huurprijs van een huurwoning te bepalen op basis van een puntentelling voor verschillende kenmerken, zoals oppervlakte, voorzieningen en energielabel.

Q

Quadrant Homes: Een Amerikaanse woningbouwer die energiezuinige, duurzame en betaalbare woningen bouwt. Hoewel dit specifiek verwijst naar een bedrijf, kan het concept van duurzaam en betaalbaar bouwen relevant zijn voor de makelaardij in het algemeen.

Quotiteitsregel: Een regel die in sommige landen wordt toegepast bij de verdeling van gemeenschappelijke kosten in een appartementsgebouw of Vereniging van Eigenaren (VvE). De quotiteitsregel bepaalt het aandeel van de kosten dat elke eigenaar moet dragen op basis van de grootte of waarde van zijn appartement.

Quotum: In de context van de woningmarkt kan een quotum verwijzen naar een beperking die door de overheid wordt opgelegd aan het aantal nieuwbouwwoningen of de toewijzing van sociale huurwoningen om de woningvoorraad te reguleren.

Qualifying Ratio: Een financiële ratio die door hypotheekverstrekkers wordt gebruikt om te beoordelen of een potentiële kredietnemer in aanmerking komt voor een hypotheek. Deze ratio vergelijkt de maandelijkse schuldlasten van de aanvrager met zijn of haar bruto maandinkomen om te bepalen of de hypotheeklasten betaalbaar zijn.

Quiet Enjoyment: Een term die vaak wordt gebruikt in huurovereenkomsten, wat inhoudt dat de huurder het recht heeft om het gehuurde onroerend goed te gebruiken en te genieten zonder onredelijke inmenging van de verhuurder of andere partijen.

R

Recht van overpad: Een erfdienstbaarheid die een persoon het recht geeft om over het terrein van een ander te lopen of te rijden om toegang te krijgen tot zijn eigen terrein.

Reële waarde: De geschatte marktwaarde van een onroerend goed op basis van de huidige marktomstandigheden en vergelijkbare verkopen in de omgeving.

Referentiehuurprijs: Een prijs die wordt gebruikt als referentiepunt bij het bepalen van de huurprijs voor een woning, vaak gebaseerd op het puntensysteem of marktgegevens.

Reguliere verkoop: De verkoop van een woning zonder speciale omstandigheden, zoals een executieverkoop of een verkoop na een faillissement.

Rentevaste periode: De periode waarin de rente op een hypotheeklening vaststaat en niet verandert, ongeacht schommelingen op de financiële markten.

Restschuld: Het bedrag dat overblijft op een hypotheek na verkoop van de woning, indien de verkoopopbrengst lager is dan het openstaande hypotheekbedrag.

Retentierecht: Het recht van een aannemer of dienstverlener om een onroerend goed onder zijn controle te houden totdat de opdrachtgever zijn financiële verplichtingen is nagekomen.

Reversibele hypotheek: Een hypotheekvorm waarbij de kredietnemer een deel van de overwaarde van zijn woning kan omzetten in een maandelijkse uitkering of eenmalige som, terwijl hij in de woning blijft wonen.

Roerende zaken: Goederen die niet vastzitten aan het onroerend goed en gemakkelijk kunnen worden verplaatst, zoals meubels, huishoudelijke apparaten en tuinartikelen.

Rondleiding: Een bezichtiging waarbij een potentiële koper of huurder door de makelaar of verkoper wordt rondgeleid in een woning om de staat en kenmerken ervan te beoordelen.

Royeren: Het doorhalen van een hypotheekinschrijving bij het Kadaster nadat de hypotheek volledig is afgelost of het onderpand is verkocht.

Ruilverkaveling: Een herindeling van landbouwgrond, met als doel een efficiëntere indeling en beter gebruik van de grond te realiseren.

Ruimtelijke ordening: Het proces waarbij de overheid de ontwikkeling en het gebruik van grond en onroerend goed plant en reguleert, met als doel een duurzame en evenwichtige inrichting van de ruimte.

Rustende erfpacht: Een situatie waarbij het recht van erfpacht op een stuk grond bestaat, maar de erfpachter nog geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht om op de grond te bouwen of verbeteringen aan te brengen. In deze situatie is de grond nog onbebouwd en zijn er geen verplichtingen voor de erfpachter om canon (erfpachtvergoeding) te betalen.

RWA (Reserve Waardering Onroerende Zaken): Een financiële reserve op de balans van een onderneming of een Vereniging van Eigenaren (VvE) om toekomstige waardeveranderingen van onroerend goed op te vangen, bijvoorbeeld door een daling van de marktwaarde of door slijtage en veroudering.

S

Samenwerkingsverband: Een overeenkomst tussen twee of meer makelaars om samen te werken bij de verkoop of verhuur van een woning, bijvoorbeeld door het delen van advertenties of het uitwisselen van klantinformatie.

Schadevrije jaren: Het aantal jaren waarin een persoon geen schadeclaims heeft ingediend bij zijn of haar opstal- of inboedelverzekering, wat kan leiden tot een lagere verzekeringspremie.

Schenking: Het overdragen van geld of onroerend goed aan iemand zonder daar iets voor terug te verwachten, vaak met als doel het financieren van de aankoop van een woning of het aflossen van een hypotheek.

Schuld-marktwaardeverhouding: Een ratio die de hoogte van de hypotheekschuld uitdrukt als percentage van de marktwaarde van het onderpand, vaak gebruikt om het risico van de hypotheeklening te beoordelen.

Sectie: Een onderverdeling van een kadastrale gemeente, aangeduid met een letter, gebruikt om de ligging van een perceel nauwkeurig te identificeren.

Servicekosten: Kosten die door een huurder of eigenaar worden betaald voor het onderhoud en beheer van een appartementengebouw of andere gedeelde woonruimte, zoals schoonmaak, tuinonderhoud en verzekeringen.

Splitsingsakte: Een notariële akte waarin een onroerend goed wordt gesplitst in afzonderlijke appartementsrechten, waardoor het mogelijk wordt om de verschillende appartementen afzonderlijk te verkopen of verhuren.

Splitsingsreglement: Een document waarin de rechten en plichten van de eigenaren van appartementsrechten zijn vastgelegd, zoals het betalen van servicekosten, het gebruik van gemeenschappelijke ruimtes en het naleven van huisregels.

Splitsingstekening:

Starterslening: Een speciale lening voor starters op de woningmarkt, bedoeld om het verschil tussen de aankoopprijs van een woning en het maximale hypotheekbedrag dat een starter kan lenen te overbruggen.

Stille verkoop: Een verkoopstrategie waarbij een woning te koop wordt aangeboden zonder dat dit openbaar wordt gemaakt, bijvoorbeeld door het plaatsen van een 'te koop'-bord of het adverteren op online woningplatforms.

Strook grond: Een langwerpig stuk grond, vaak grenzend aan een perceel of weg, dat kan worden gebruikt voor toegang, tuinuitbreiding of andere doeleinden.

Stukken van overtuiging: Documenten die bij het Kadaster worden ingediend om een wijziging in de kadastrale gegevens of de eigendomssituatie van een onroerend goed te bewijzen, zoals een koopakte, hypotheekakte of vonnis.

Subsidie: Financiële steun die door de overheid of andere instanties wordt verstrekt om bepaalde doelen op de woningmarkt te bevorderen, zoals het stimuleren van energiebesparende maatregelen, de bouw van betaalbare woningen of de aankoop van een eerste woning.

Succesfee: Een vergoeding die een makelaar ontvangt na een succesvolle verkoop of verhuur van een woning, meestal uitgedrukt als percentage van de verkoop- of huurprijs.

T

Taxatie: Een schatting van de waarde van een onroerend goed door een gecertificeerde taxateur, vaak voor hypotheekdoeleinden, verkoopprijsbepaling of WOZ-waardebepaling.

Taxatierapport: Een document waarin de taxateur de geschatte waarde van een onroerend goed onderbouwt, meestal op basis van vergelijkbare verkopen, de staat van het pand en de marktomstandigheden.

Taxateur: Een gecertificeerde professional die onroerend goed waardeert en taxatierapporten opstelt voor uiteenlopende doeleinden zoals hypotheekaanvragen, verzekeringen en belastingen.

Terugkoopgarantie: Een garantie van de verkoper (vaak een woningcorporatie) om een woning terug te kopen onder bepaalde voorwaarden, bijvoorbeeld bij een gedwongen verkoop of verlies van inkomen.

Tijdelijke verhuur: Het verhuren van een woning voor een vooraf overeengekomen, beperkte periode, zoals tijdens een verbouwing, sabbatical of tijdelijke werkopdracht.

Toewijzing: Het proces waarbij een huurwoning wordt toegewezen aan een huurder op basis van vooraf vastgestelde criteria, zoals inschrijfduur, inkomen en gezinssamenstelling.

Toonderakte: Een type notariële akte waarbij de rechten op een onroerend goed overgaan op de houder van de akte, zonder dat een formele overdracht vereist is.

Totaal kadastraal inkomen: Het totale bedrag aan kadastraal inkomen dat een onroerend goed genereert, gebaseerd op de geschatte huurwaarde en gebruikt om de onroerende voorheffing te berekenen.

Transactieprijs: De uiteindelijke verkoopprijs van een woning na onderhandelingen tussen de koper en verkoper.

Transportakte: Een notariële akte die de overdracht van de eigendom van een onroerend goed van de verkoper naar de koper vastlegt, ook wel leveringsakte of akte van levering genoemd.

Transportdatum: De datum waarop de eigendomsoverdracht van een onroerend goed officieel via de notaris plaatsvindt, meestal vastgelegd in de koopovereenkomst en de transportakte.

Tussenkomst: De rol van een makelaar bij het bemiddelen tussen partijen in een vastgoedtransactie, zoals het onderhandelen over prijs en voorwaarden, het opstellen van de koopovereenkomst en het begeleiden van de eigendomsoverdracht.

Twee-onder-een-kapwoning: Een type woning waarbij twee afzonderlijke woningen met elkaar verbonden zijn door een gemeenschappelijke zijmuur, waardoor ze als één gebouw worden beschouwd, maar elk hun eigen voorzieningen en ingangen hebben.

U

Uitponden: Het proces waarbij een verhuurder of belegger huurwoningen individueel verkoopt, vaak wanneer de huurovereenkomst afloopt of de huurder verhuist.

Uitpondingsbeleid: Het beleid van een woningcorporatie, belegger of verhuurder om huurwoningen individueel te verkopen aan huurders of particulieren.

Uitpondingswaarde: De geschatte opbrengst van de verkoop van individuele huurwoningen, vaak gebaseerd op de marktwaarde van vergelijkbare woningen en de staat van de te verkopen woning(en).

Uitpondingstermijn: De periode waarbinnen een huurwoning te koop wordt aangeboden aan de huurder of op de vrije markt, vaak vastgelegd in het uitpondingsbeleid.

Uitpondingswinst: Het verschil tussen de verkoopprijs van een individueel verkochte huurwoning en de aankoopprijs of de waarde in verhuurde staat.

Urbanisatie: De beweging van mensen van het platteland naar de stad, vaak als gevolg van economische ontwikkeling en verstedelijking.

Urbanisatiegraad: Het percentage van de totale bevolking dat in stedelijke gebieden woont.

Urbanistiek: De studie en planning van steden en stedelijke gebieden, met aandacht voor aspecten zoals planning, infrastructuur, mobiliteit en leefbaarheid.

Utrechtse model: Een model huurovereenkomst voor zelfstandige woonruimte, ontwikkeld door de gemeente Utrecht en gebruikt als standaard voor veel Nederlandse gemeenten.

Utiliteitsgebouw: Een gebouw dat ontworpen is voor een specifieke functionele toepassing, zoals een kantoor, fabriek of winkel.

Uitzicht: Het zicht vanuit een woning of ander onroerend goed op de omgeving, zoals natuur, bebouwing of water.

Uitbouw: Een toevoeging aan een woning of ander gebouw, vaak aan de achterzijde, om extra ruimte te creëren.

Uniek object: Een woning of ander onroerend goed dat opvalt door bijzondere architectuur, ligging, uitzicht of andere kenmerken.

Uittreksel Kadaster: Een document waarin de eigendomsgegevens van een woning of ander onroerend goed zijn opgenomen, zoals de eigenaar, de kadastrale aanduiding en eventuele hypotheekgegevens.

Uitvoering: De daadwerkelijke realisatie van een bouwproject, inclusief alle werkzaamheden die nodig zijn om het ontwerp uit te voeren en het gebouw te construeren.

Uitvoeringsbegroting: Een gedetailleerde kostenraming van de benodigde materialen, arbeid en andere kosten voor de realisatie van een bouwproject.

Uitvoeringsfase: De fase van een bouwproject waarin het ontwerp wordt uitgevoerd en het gebouw daadwerkelijk wordt gebouwd.

Uitwijkruimte: Een extra ruimte of gebouw die beschikbaar is als back-up of vervanging van een hoofdgebouw of kantoor in geval van calamiteiten of noodzakelijke evacuaties.

Uitwijkwoning: Een tijdelijke woning die beschikbaar is voor huurders of eigenaren van een woning die tijdelijk niet bewoonbaar is vanwege bijvoorbeeld verbouwing of schade.

Uitwinningsrecht: Het recht van een grondeigenaar om delfstoffen of andere waardevolle materialen op of in de grond te winnen.

Uitwoning: Het verhuren van een woning aan meerdere huurders of onderhuurders, vaak met aparte huurcontracten of huurperiodes.

Utiliteitsbouw: De bouw van gebouwen die ontworpen zijn voor een specifieke functionele toepassing, zoals kantoren, fabrieken, scholen en ziekenhuizen.

Utiliteitswaarde: De geschatte waarde van een gebouw op basis van de functie en het gebruik ervan, zoals de productiecapaciteit van een fabriek of de verhuuropbrengst van een kantoorpand.

V

Vakantiewoning: Een woning die gebruikt wordt als tweede verblijf, meestal op een recreatiepark of in een toeristisch gebied.

Vastgoed: Onroerend goed, zoals gebouwen, grond en andere eigendommen die niet verplaatsbaar zijn.

Vastgoedbeheer: Het beheren en onderhouden van vastgoed, inclusief het vinden van huurders, het innen van huur en het uitvoeren van reparaties en onderhoud.

Vastgoedcertificaten: Effecten die het eigendom of de schuld van vastgoed vertegenwoordigen en verhandelbaar zijn op de beurs.

Vastgoedfonds: Een beleggingsfonds dat investeert in vastgoedprojecten of vastgoedcertificaten.

Vastgoedhandelaar: Een persoon of bedrijf dat vastgoed verwerft en doorverkoopt, meestal met als doel winst te maken.

Vastgoedmanagement: Het beheren en exploiteren van vastgoed, inclusief huur, onderhoud en verkoop.

Vastgoedportefeuille: De verzameling van vastgoedbeleggingen en -projecten van een individu, bedrijf of investeringsfonds.

Vastgoedtaxatie: Het schatten van de waarde van vastgoed door een gecertificeerde taxateur, meestal voor hypothecaire doeleinden of verkoopbepaling.

Veiling: Een openbare verkoop waarbij bieders tegen elkaar opbieden om het eigendom van een woning of ander onroerend goed te verwerven.

Vereniging van Eigenaren (VvE): Een organisatie van eigenaren van appartementen of andere gemeenschappelijke eigendommen die verantwoordelijk is voor het beheer, onderhoud en financiën van het gebouw of complex.

Verhuurbaar vloeroppervlak (VVO): Het totale oppervlak van een gebouw of pand dat verhuurd kan worden, exclusief gemeenschappelijke ruimtes.

Verhuisplicht: Een verplichting om te verhuizen, vaak in verband met renovatie, herontwikkeling of sloop van het huidige pand.

Verkoopstyling: Het verbeteren van de uitstraling van een woning of pand door middel van interieur- en exterieuraanpassingen om het aantrekkelijker te maken voor potentiële kopers.

Verkoopwaarde: De geschatte waarde van een woning of ander onroerend goed op de verkoopmarkt.

Verkoper: De persoon of organisatie die een woning of ander onroerend goed verkoopt.

Verkopersmarkt: Een markt waarbij de vraag naar woningen hoger is dan het aanbod, waardoor verkopers meer onderhandelingskracht hebben.

Verkoopovereenkomst: Een schriftelijke overeenkomst tussen koper en verkoper waarin de voorwaarden van de verkoop van een woning of ander onroerend goed zijn vastgelegd.

Verkrijgende verjaring: Het proces waarbij iemand die een stuk grond in bezit heeft genomen zonder de eigenaar te hebben gevraagd, na verloop van tijd (meestal 20 jaar) de eigendom van het stuk grond verkrijgt.

Verlengingsclausule: Een bepaling in een huurcontract waarmee de huurperiode kan worden verlengd voor een bepaalde periode, meestal onder vooraf bepaalde voorwaarden.

Vermogensrendementsheffing: Een belasting op de inkomsten uit vermogen, zoals rente, dividend en verhuurinkomsten.

Verpanding: Het als onderpand gebruiken van een onroerend goed of ander eigendom om een lening te verkrijgen.

Verplichtingen: Kosten en verplichtingen die samenhangen met de aankoop of verkoop van onroerend goed, zoals overdrachtsbelasting, makelaarskosten en notariskosten.

Vrij op naam (VON): Een type verkoop waarbij de verkoper verantwoordelijk is voor alle kosten en verplichtingen die samenhangen met de aankoop, zoals overdrachtsbelasting, notariskosten en bouwrente.

VvE-beheerder: Een professionele beheerder die is aangesteld door de Vereniging van Eigenaren (VvE) om het beheer, onderhoud en financiën van het gebouw of complex te regelen.

W

Waarborgsom: Een bedrag dat door de koper wordt betaald als zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen in de koopovereenkomst, meestal 10% van de koopsom.

Waardepeildatum: De datum waarop de WOZ-waarde van een woning of ander onroerend goed wordt bepaald.

Winstaandeel: Een percentage van de winst dat wordt betaald aan de verkoper bij verkoop van een onroerend goed waarbij de verkoper ook een deel van het risico draagt.

Woonconsulent: Een professional die huurders en verhuurders ondersteunt bij alle aspecten van het huurproces, zoals het zoeken naar een geschikte woning, het opstellen van huurovereenkomsten en het afhandelen van reparatieverzoeken.

Woongroep: Een groep mensen die samen in een woning of complex wonen en bepaalde voorzieningen, zoals een keuken of badkamer, delen.

Woningwaarde: De geschatte marktwaarde van een woning of ander onroerend goed, bepaald door bijvoorbeeld een taxatie.

Woonlasten: De totale kosten van het wonen, inclusief de hypotheeklasten, onroerendezaakbelasting, verzekeringen en nutsvoorzieningen.

Woonoppervlakte: Het totale oppervlak van een woning, inclusief alle kamers, gangen en andere leefruimtes gemeten conform de meetinstructie NEN-2580.

Woonplaatsbeginsel: Het principe dat de onroerendezaakbelasting wordt geheven in de gemeente waar de belastingplichtige woont, ongeacht waar het onroerend goed zich bevindt.

Woningborg: Een organisatie die zich richt op het waarborgen van de kwaliteit van nieuwbouwwoningen en het bieden van garanties aan kopers

Woningbouwvereniging: Een vereniging die zich richt op het realiseren en beheren van sociale huurwoningen..

Woningcorporatie: Een organisatie die sociale huurwoningen bouwt, verhuurt en beheert en zich richt op het bieden van betaalbare huisvesting aan mensen met een lager inkomen.

Woningdelen: Het delen van een woning door meerdere personen of huishoudens, waarbij gemeenschappelijke voorzieningen zoals de keuken en badkamer worden gedeeld.

Woningkrakers: Personen die zonder toestemming een woning betrekken en daarmee inbreuk maken op de eigendomsrechten van de eigenaar of verhuurder.

Woningmarkt: De markt voor koop- en huurwoningen, waarbij vraag en aanbod de prijzen bepalen. Of: Het geheel van vraag en aanbod van woningen en de prijzen die daarvoor worden gevraagd en betaald.

Woningruil: Het uitwisselen van woningen tussen huurders, vaak met goedkeuring van de verhuurder, om bijvoorbeeld dichter bij het werk of de familie te wonen. Dit begrip wordt ook bij koopwoningen gebruikt waarbij koper A van koper B koopt en andersom.

Woningtype: Een specifieke categorie van woningen, zoals appartementen, rijtjeshuizen, vrijstaande woningen, etc.

Woningvereniging: Een vereniging die zich richt op het verhuren en beheren van woningen in het sociale segment.

Woonconsulent: Een professional die huurders en verhuurders ondersteunt bij alle aspecten van het huurproces, zoals het zoeken naar een geschikte woning, het opstellen van huurovereenkomsten en het afhandelen van reparatieverzoeken.

Woonvisie: Een beleidsplan van de gemeente waarin de visie op de ontwikkeling van de woningmarkt en het woningaanbod wordt beschreven.

Woonwensen: De persoonlijke voorkeuren van een potentiële koper of huurder met betrekking tot een woning, zoals het aantal slaapkamers, de locatie en de staat van onderhoud.

WOZ-loket: Een online portal waarin burgers de WOZ-waarde van hun woning of ander onroerend goed kunnen opvragen en vergelijken met andere panden in de buurt.

Woonlasten: De totale kosten van het wonen, inclusief de hypotheeklasten, onroerendezaakbelasting, verzekeringen en nutsvoorzieningen.

WOZ-beschikking: Een officiële mededeling van de gemeente waarin de WOZ-waarde van een woning of ander onroerend goed wordt vastgesteld.

WOZ-taxatie: Een taxatie van de waarde van een woning of ander onroerend goed, gebruikt om de WOZ-waarde te bepalen.

WOZ-waarde: De WOZ-waarde is de geschatte marktwaarde van een woning of ander onroerend goed, vastgesteld door de gemeente op basis van een taxatie. Deze waarde wordt gebruikt om de hoogte van de onroerendezaakbelasting (OZB) te bepalen en kan ook van invloed zijn op de hoogte van andere belastingen en heffingen, zoals de inkomstenbelasting en het eigenwoningforfait.

WOZ-waarde per m2: De WOZ-waarde van een woning of ander onroerend goed gedeeld door het aantal vierkante meters.

Y

Yield: Het rendement op een investering in onroerend goed, uitgedrukt als een percentage van de aankoopprijs.

Z

Zaakwaarnemer: Een persoon die namens een ander persoon of bedrijf optreedt bij het afsluiten van contracten en het uitvoeren van zakelijke transacties.

Zakelijke hypotheek: Een hypotheek afgesloten op een bedrijfspand of ander commercieel onroerend goed.

Zakenrecht: Het recht op het gebruik en genot van een onroerend goed, zoals het recht van erfpacht of opstalrecht.

Zekerheidsrecht: Een recht dat aan een schuldeiser de zekerheid biedt dat hij zijn vordering kan verhalen op het onroerend goed van de schuldenaar, bijvoorbeeld via een hypotheekrecht.

Zekerheidsstelling: Het bieden van zekerheid door een koper of huurder aan de verkoper of verhuurder, bijvoorbeeld in de vorm van een bankgarantie of waarborgsom.

Zelfbewoningsplicht: Een voorwaarde bij de verkoop van nieuwbouwwoningen waarbij de eigenaar verplicht is om de woning zelf te bewonen en deze niet te verhuren.

Zelfbouw: Het zelf ontwerpen en bouwen van een woning, vaak in samenwerking met andere particulieren in een collectief project.

Zelfrealisatieclausule: Een clausule in een koopcontract waarin wordt vastgelegd dat de koper verplicht is om zelf in het aangekochte pand te gaan wonen en het niet te verhuren.

Zelfstandige woonruimte: Een woning met eigen toegang, keuken en sanitaire voorzieningen.

Zelfstandig onroerend goed: Onroerend goed dat niet deel uitmaakt van een groter geheel, zoals een vrijstaande woning of een kantoorpand.

Zib: Een afkorting voor zelfstandige inwoning bij een particulier, waarbij een persoon inwoont bij een huiseigenaar en in ruil daarvoor huishoudelijke taken verricht.

Zichtlocatie: Een locatie waar een pand goed zichtbaar is voor voorbijgangers of potentiële klanten, bijvoorbeeld aan een drukke weg of in een winkelcentrum.

Zichttermijn: De wettelijke termijn waarbinnen een koper een product kan retourneren of een overeenkomst kan ontbinden zonder opgaaf van reden.

Zijdelings verkeer: Het gebruik van een weg of pad door een ander dan de eigenaar van het aangrenzende perceel, bijvoorbeeld om toegang te krijgen tot een woning.

Zittend huurder: Een huurder die al in een woning woont op het moment van verkoop, en daarom bepaalde rechten heeft bij overdracht van eigendom.

Zolder: De ruimte onder het dak van een huis, vaak gebruikt als opslagruimte of als extra slaapkamer.

Zomerhuis: Een klein huisje of vakantiewoning dat voornamelijk wordt gebruikt in de zomermaanden.

Zorgeloos wonen garantie: Een garantie die de koper van een nieuwbouwwoning beschermt tegen eventuele bouwtechnische gebreken in de eerste jaren na oplevering.

Zorgplicht: De verplichting van een makelaar om zorgvuldig te handelen en rekening te houden met de belangen van de klant bij het uitvoeren van zijn werkzaamheden.

Zorgvastgoed: Onroerend goed dat gebruikt wordt voor zorggerelateerde doeleinden, zoals een verpleeghuis of ziekenhuis.

Zorgwoning: Een woning die speciaal is ontworpen of aangepast voor ouderen of mensen met een beperking, zodat zij zelfstandig kunnen blijven wonen.

Zonnepanelen: Panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit, vaak geïnstalleerd op het dak van een woning of bedrijfspand.

Zwaarwegend adviesrecht: Een recht van huurdersorganisaties om advies uit te brengen bij belangrijke beslissingen van de verhuurder, bijvoorbeeld bij renovatieplannen.

Zwaarwegend belang: Een belang dat zwaarder weegt dan andere belangen, bijvoorbeeld bij het verkrijgen van toestemming voor een verbouwing of wijziging van een bestemmingsplan.

Zwembad: Een structureel opgebouwd bad, vaak in de tuin of in huis, dat bedoeld is voor sport, recreatie of therapeutische doeleinden.

HUIS VERKOPEN

Huis verkopen

Van waardebepaling tot overdracht bij de notaris. Alle informatie over een huis verkopen vind je hier.

HUIS KOPEN

Huis kopen

Hier vind je een volledig stappenplan huis kopen met alle zaken die daarbij komen kijken.

MAKELAAR

Makelaar

Een makelaar inschakelen of liever zelf je huis verkopen. Ook samen verkopen is een optie!

AANKOOPMAKELAAR

Aankoopmakelaar

Beter zicht op de woningmarkt en meer kans op je droomhuis met een aankoopmakelaar.

Ontdek alles op Geregeld24